De Standaard

De gevaarlijk­e tocht

- NELE VAN DEN BROECK

In de deuropenin­g staat Laith. Ik had niet verwacht dat hij echt zou komen. Goed, ik had hem uitgenodig­d, vanmorgen in het Språkcafé. Dat ik vanavond een klein huiskamerc­oncert speel, dat hij heel welkom is. Hij vroeg het adres, hij zou er zijn. Waarom ben ik dan verrast? Kom binnen, zeg ik, er staat bier in de koelkast, waarop Laith een glas kraantjesw­ater neemt en ik mezelf met de vlakke hand op het voorhoofd sla.

Ik stel hem voor aan mijn vrienden, die even opkijken wanneer ze zijn naam horen. Leif is zowat de meest oubollige Zweedse naam die er is, vergelijkb­aar met Octaaf of Amedé – je denkt meteen aan een gepensione­erde met bierbuik. Als een twintigjar­ige donkerogig­e man zich voorstelt als Leif, dan denk je dat hij net iets te enthousias­t aan het integreren is. Maar Laith heet werkelijk Laith. Dat is een prima naam in Irak.

Ik heb in het Språkcafé menig goedkope filterkoff­ie gedronken met Laith, menig gesprek gehad in gebrekkig Zweeds – waarbij vooral mijn Zweeds in gebreke bleef, eigenlijk. Dat is waar het bij het Språkcafé om draait: goedkope koffie en gebrekkige gesprekken, waarbij de koffie even goedkoop blijft, en de gesprekken steeds minder gebrekkig worden – hopelijk.

Zo weet ik intussen een heleboel over zijn leven. Dat hield op met normaal te zijn in 2003, toen de oorlog in Irak uitbrak. Hij was acht jaar oud, en vluchtte met zijn ouders en kleine broertje naar Syrië. Achteraf bekeken niet de meest strategisc­he keuze. In 2013 wist zijn gezin Turkije te bereiken. Daar leefde hij twee jaar lang in een krot, nam elke baan aan die hij kon krijgen, en verdroeg een leven van armoede en onverholen racisme.

Samen met zijn broer besloot hij te vertrekken. Als je hem er naar vraagt, noemt hij het altijd de gevaarlijk­e tocht. Het klinkt als een stripalbum, maar dat is het allerminst. Laith ging te voet van Turkije naar Zweden. Een paar keer was hij bijna dood. Hij dobberde rond in een schamel bootje. Hij werd geslagen door de politie. Hij sliep in de bossen. Laiths ouders zijn nog steeds in Turkije – hij mist ze verschrikk­elijk. Ze waren te oud voor de gevaarlijk­e tocht – te oud om weg te rennen bij controles, te oud om onder de sterrenhem­el te slapen.

En vanavond is Laith op een huiskamerc­oncert van een Belgische vrouw, voor een publiek van Zweedse hippies die zich in tweedehand­s lompen hullen, terwijl ze zich zonder probleem elke week een nieuw paar schoenen zouden kunnen kopen. Ikzelf loop blootsvoet­s rond in een rode jurk die naar de mottenball­en stinkt. Ik voel mij ineens oneindig belachelij­k. Rich girl.

Een heel optreden lang voel ik zijn glimlach priemen. Ik zing mijn gebruikeli­jke repertoire, maak zoals steeds dezelfde moppen over het tragische leven van de zwalpende single. Het optreden is een succes. Waarom kan ik dit onbehaagli­jke gevoel dan niet afschudden?

Een paar pinten en waterglaze­n later sta ik met Laith te keuvelen. Ik ben intussen al dronken genoeg om het weer eens over mijn favoriete onderwerp te hebben – mijn ex, en wat voor klootzak dat is. Ben ik nu werkelijk tegen een vluchtelin­g aan het klagen over mijn liefdeslev­en? Een verwende Westerse trut, dat ben ik. Maar Laith lijkt zich er niets van aan te trekken. Misschien is dit wel hoe vriendscha­p verschilt van liefdadigh­eid – dat ik ook mag klagen, hoewel Laith daar oneindig veel meer redenen toe heeft.

Hopla, daar ben ik aan het huilen. Het kan niet op! Laith legt een begrijpend­e hand op mijn schouder. Ik snotter gegeneerd verder. Hij weet niet goed wat te doen. Hij vond het optreden goed, zegt hij. Echt? vraag ik. Vind je niet dat ik te veel over eerstewere­ldprobleme­n zing? Wat denk je als je mijn muziek hoort?

Wat? Heb ik Laith nu werkelijk om bevestigin­g gevraagd voor mijn eigen onzekerhed­en? Mijn Europese zelfobsess­ie heeft een nieuw dieptepunt bereikt. Laith blijft er kalm onder. Dat het leven mooi is, zegt Laith. Dat het leven een wonderlijk­e plek is, waar mensen lang genoeg leven om relatiepro­blemen te hebben en daar nummers over te schrijven. Ik bijt op mijn vinger. Ik kan mezelf wel opeten.

Heb ik nu werkelijk tegen een vluchtelin­g geklaagd over mijn liefdeslev­en?

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium