Cowboy in joggingbroek
Roman Christophe Vekeman is aan nieuwe vrienden toe en zoekt die in de countryclub. Mensen als ik is een geslaagde literaire komedie, met iets te veel toon en iets te weinig pointe.
In Mensen als ik speelt Christophe Vekeman (46) een amusant katenmuisspel met literatuur. De schrijver bespot verheven literaire aanstellerij en vindt de wereld van de schone letteren ‘om van over te geven’, maar dweept tegelijk met bewonderde schrijvers. In de pas met andere beoefenaars van het genre vallen de namen W.F. Hermans, Gerard Reve, Jeroen Brouwers, maar Vekeman voegt daar nog Marcellus Emants aan toe, en voor de schatplichtigheid Herman Brusselmans. Op onnavolgbare manier is Cees Nooteboom buiten deze canon voor volwassen jongens gevallen, hoewel Mensen als ik drijft op een citaat van Nooteboom: ‘Ik had wel duizend levens en ik nam er maar één!’
De literaire komedie in de lage landen steekt graag een veer in de kont van de grote schrijvers (altijd mannen!), om vervolgens de onbeholpenheid van de eigen pogingen tot het schrijven van grote literatuur te benadrukken. Vekeman doet dat geestig door zichzelf doorlopend als outcast te positioneren en dat imago tot in de puntjes uit te werken. Hij is de ‘cowboy’, de countryliefhebber en kenner, die steeds weer uitbarst in gedetailleerde wetenswaardigheden over zijn meest geliefde bands. Hij is ‘on the road’, met een flink mes in zijn spijkerjack, een cowboyhoed, dito laarzen en een onverzadigbare dorst in bier. Maar tegelijk is hij het Vlaamse jongetje dat in paniek raakt als hij een aandoening heeft of als zijn vrouw een weekje op vakantie gaat. Play it cool – maar daaronder zit een grote behoeftigheid aan liefde en veiligheid.
Ook in Mensen als ik wordt dit stramien gevolgd. De ikpersoon besluit dat hij nood heeft aan nieuwe vrienden, omdat hij uitgekeken is op zijn oude vrienden, die ‘van de eerste tot de laatste “Bart” geheten waren.’ Hij is weliswaar geliefd medewerker van radio Klara (schrijver en personage Vekemans vallen graag samen) en lid van een parochie, maar heeft dringend ‘mensen als ik’ nodig: cowboys dus. Hij raakt verzeild in de Bottoms Up, een countryclub op het platteland nabij zijn woonplaats Gent, waar hij – hij is immers een cowboy – in gevecht raakt met een jongeman. De rest van de roman is hij bang dat de jongeman verhaal komt halen …
Baardvuur
Vekeman is de schrijver van de hyperbool. In soms ellenlange zinnen krult hij erop los. Hij kan twee pagina’s uitweiden over waar hij zijn hoed heeft gekocht en van welk materiaal die gemaakt is, ‘nog altijd met de rand van mijn Resistol tussen duim en wijsvinger’. Een baard is nooit gewoon een baard, maar ‘een baard die eenmaal in de fik gestoken met gemak drie dagen lang voor een gezellig vuur had kunnen zorgen’. Typerend zijn hoofdstuktitels als ‘Wat volgde op wat volgde op wat voorafging’ en running gags als ‘ik besloot maar even te gaan pissen’ als hij even niet meer weet hoe het verhaal verder moet. Een ontstoken linkerbijbal speelt hem gedurende het hele boek parten, wat een grappige scène oplevert als de dokter hem verbiedt een strakke jeans te dragen; hij moet een joggingbroek aan om te genezen. Daar gaat zijn zorgvuldig opgebouwde imago! Maar zijn vondsten verworden ook weleens tot stoplappen van de soort ‘zo gezegd, zo gedaan’ en ‘oké dus, goed, anders gezegd’ en zijn soms ronduit flauw. Nu is de waardering van een boek als dit bij uitstek een kwestie van smaak. Ben je meer van de overdrive of van het understatement, bevalt de humor je of niet? In mijn geval vond ik het vaak nét niet grappig genoeg. Vekemans vijftiende boek is zeker een geslaagde literaire komedie, maar er zijn in hetzelfde genre hilarischer en slimmer verschenen: de J. Kesselsromans van P.F. Thomése, en De verovering van Vlaanderen van Stefan Popa. Vekeman spint het te veel uit – ook weer bewust natuurlijk waardoor soms de grap verdwijnt en alleen de toon overblijft. Dat is stijl, zou je kunnen zeggen, maar dan moet de timing wel geweldig zijn.
Beter doordrinken
Er zit een depressie onder, angst, verlangen, en de bodemloze melancholie die ook in de countryblues klinkt
Af en toe laat hij de afgrond zien waarboven al dit jolige gedoe zich afspeelt. Er zit een depressie onder, angst, verlangen, en de bodemloze melancholie die ook in de countryblues klinkt. Literatuur schrijven is de poging om dit alles te bezweren: ‘zolang het op fictie leek, was alles oké’. Door ‘mensen als ik’ te leren kennen vraagt hij zich af wie hij is, een Vlaamse ‘sensitieve dichter’ of een countryrebel à la Hank Williams 3. ‘Waarom had ik vroeger zoveel drugs genomen? Waarom dronk ik nog altijd zoveel?’ Antwoorden komen er natuurlijk niet. Vooral niet te diep graven, beter doordrinken, is het devies van de cowboy.