De Hongaren blijven hun premier omarmen. Geen sleet op de Viktator
Viktor Orban begint aan zijn derde ambtstermijn, zijn partij haalde weer een tweederdemeerderheid.
‘We hebben gewonnen en dankzij deze historische zege kunnen we Hongarije verder beschermen.’ Het was een opvallend uitgelaten Viktor Orban die zijn partijaanhang zondagnacht toesprak. Dat de Hongaarse premier de parlementsverkiezingen voor de derde keer op rij zou winnen, stond in de sterren geschreven. Toch was de zege veel groter dan verwacht. Zijn partij Fidesz haalt 133 van de 199 parlementszetels. De andere partijen zullen ook de komende vier jaar niets in de pap te brokken hebben. Het extreemrechtse Jobbik is goed voor 26 zetels, de socialisten halen er nauwelijks 20. De vraag is of ze niet helemaal imploderen. Dat Orban zo afgetekend kon winnen, heeft hij zeker ook te danken aan de verdeeldheid van de oppositie.
Tegelijk lijkt er geen sleet te komen op het leiderschap van The Viktator. Orban past goed bij de politieke tijdgeest. Die heeft behoefte aan sterke leiders. Trump, Poetin, Erdogan en Xi bewijzen het. Orban speelt weliswaar op een lager niveau, maar hij past wel in het rijtje.
Onbeschroomd autoritair
Hij is onbeschroomd autoritair – dat hebben de media en de rechters mogen ondervinden – maar veel Hongaren pikken dat van hem omdat hij feilloos inspeelt op hun nationalistische gevoelens. Tijdens zijn verkiezingscampagne appelleerde Orban geregeld aan het trotse verleden van het Hongaarse rijk en aan de christelijke waarden.
Interessant is de opmerking van Konrad Szymanski, de Poolse viceminister van Buitenlandse Zaken. Hij noemt de zege van Orban een signaal van ‘de emancipatorische beweging van de OostEuropese landen’.
Door zijn lange staat van dienst is de Hongaarse premier uitgegroeid tot de onbetwiste leider van de Visegradlanden. Hongarije, Polen, Tsjechië en Slovakije vormen een wat aparte groep in de Europese Unie. De vier landen varen weliswaar hun eigen koers – geregeld zijn ze het niet met elkaar eens, bijvoorbeeld in hun houding tegenover het Rusland van Poetin – maar één ding hebben ze gemeen: ze willen dat hun stem luider klinkt in de EU.
De Hongaren of Polen zijn zeker niet tegen Europa – in opiniepeilingen scoren ze steevast hoog in hun gehechtheid aan de EU – maar ze willen niet de les gespeld worden door Brussel. Dat gevoel van nationale trots bespeelt Orban heel goed.
Het ‘onbegrip’ tussen het oude en het nieuwe Europa is sinds de migratiecrisis sterk gegroeid. Maar ook de strijd van Europees commissaris Marianne Thyssen (CD&V) tegen de sociale dumping hebben de OostEuropese landen niet verteerd.
Orban liep steeds voorop in het verzet tegen de ‘dictaten van Brussel’. Daarvoor kan hij nog altijd rekenen op applaus van de gewone Hongaren op de poesta. Zij vinden dat Hongarije een christelijk land moet blijven. Moslims veroorzaken alleen maar overlast, vinden ze. Tot nader order is Hongarije ook gespaard gebleven van aanslagen.
Investeringen in infrastructuur
Ook economisch reed Orban de voorbije jaren een goed parcours. Telkens als Orbans woordvoerder naar Brussel komt om de Europese journalisten te woord te staan, hamerde Zoltan Kovacs op dezelfde nagel: de Hongaarse economie floreert. Dat klopt. De werkloosheid staat op een historisch laag niveau. Nauwelijks 4 procent van de bevolking heeft geen werk. Dat is het laagste peil sinds de val van het communisme. De export doet het goed en er wordt flink geïnvesteerd in openbare infrastructuur. Met dank aan Europese subsidies.
Orban mikte met zijn beleid vooral op de brede middenklasse. Er kwam een vlaktaks en families met veel kinderen krijgen flinke belastingvoordelen. De meeste Hongaren hebben meer geld om uit te geven en daarvoor hebben ze hun premier beloond.
De vraag is nu of deze zege Orbans autoritaire reflex zal versterken. De ngo’s vrezen dat ze het nog harder te verduren krijgen. Fidesz heeft wetgeving klaar waardoor buitenlandse giften tegen 25 procent belast worden. ‘Die wet kan nu snel goedgekeurd worden’, liet een partijwoordvoerder gisteren weten.
De meeste Hongaren hebben meer geld om uit te geven en daarvoor hebben ze hun premier beloond