De opmars van een drukkingsgroep
De procureurs-generaal van België zijn bedachtzame mensen. Ze verkiezen het discrete werk in de schaduw, ver van de waan van de dag en de spots van de media. Maar dinsdag stuurden ze bij, en geen klein beetje. Het college zocht zelf de pers op en de ongewone demarche moest duidelijk maken dat het menens was. In het zog van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) kondigden de procureurs-generaal een ‘lik-op-stukbeleid’ en nultolerantie voor geweld tegen politiemensen aan. Vermits de rechtsstaat een fragiel goed is, hoort die met zorg onderhouden te worden. Als politiediensten verhinderd worden om correct hun werk te doen, is het hek van de dam en lopen onze vrijheden gevaar. De incidenten die recentelijk de media haalden, vragen bijgevolg om een doordacht en proportioneel antwoord.
Hier wringt het. De kans dat het tot overacting komt, is reëel. Dat is het des te meer als bij de politie het besef groeit dat ze in crisistijd incontournable is en de politievakbonden van elk akkefietje in een Brusselse straat een staatszaak maken. Terwijl sociologen en psychologen alarm slaan over de impact van de lockdown bij scholieren en studenten, is die empathie compleet zoek als het om kansarme jongeren uit grootstedelijke agglomeraties gaat. Als de leden van Reuzegom verzachtende omstandigheden voor hun misdrijf vragen, krijgen ze een welwillend oor van het Vlaamse establishment. Als de jongeren uit achtergestelde wijken in Antwerpen of Brussel in de fout gaan, botst elk excuus op een muur van onbegrip.
Klopt het wel dat het balorige gedrag tegenover de politie in het Brusselse hand over hand toeneemt, zoals sommige nieuwssites suggereren? Veeleer heb ik de indruk dat het om een oud zeer gaat, inherent aan verarmde grootstedelijke agglomeraties, en dat corona de pijn aanscherpte. In Molenbeek moeten ze het met minder vierkante meters salon en tuin per inwoner stellen dan in Brasschaat. Bijgevolg is er in
Molenbeekse straten veel meer passage en potentiële conflictstof dan in residentiële wijken. Jongeren en politie hebben er meestal een lange, behoorlijk problematische geschiedenis en geen van beiden, zo hebben veel onderzoeken aangetoond, wast de handen in onschuld. De incidenten die de jongste dagen het nieuws haalden, hebben een voorgeschiedenis en wie daar abstractie van maakt, heeft een verborgen agenda.
Wat moeten we trouwens met een ‘lik-op-stukbeleid’? Met juridisch precisiewerk heeft die kreet niets vandoen, met populistische sfeerschepping des te meer. Voor de politievakbonden is het een doorbraak dat een van hun slogans nu door de minister en het college van procureurs-generaal wordt gemunt. Het geeft uitzicht op groeiende tolerantie voor gespierd politiewerk en toenemende allergie voor burgers en journalisten, die de politionele versie van de feiten willen toetsen. In Frankrijk is het bijna zover. Onder druk van de ordehandhavers werd dinsdag in eerste lezing een ‘globale veiligheidswet’ goedgekeurd (DS 23 november). Vooral artikel 24 dat de ‘kwaadwillige’ verspreiding van beelden van de ordestrijdkrachten strafbaar maakt, zette in ruime kring kwaad bloed. Tarief: één jaar cel en 45.000 euro boete. Eerst was er zelfs geen sprake van het adjectief ‘kwaadwillig’. Om de gemoederen te bedaren en de pers te sussen, werd het er in laatste instantie aan toegevoegd.
Sinds 1991 hebben politiekorpsen er een tegenstander bij: het beeld. In de nacht van 3 maart filmde George Holliday vanop zijn appartement in Los Angeles hoe een viertal agenten de ongewapende, zwarte man Rodney King in elkaar sloegen. Zonder beelden had de kloppartij niet eens de krant gehaald, nu werd het wereldnieuws en was een cover-up geen optie meer. Sindsdien is de burger-met-smartphone voor veel politiekorpsen een hinderlijk sujet, net geen vijand, want dikwijls de enige leverancier van onweerlegbare bewijslast van goor geweld en zelfs doodslag. Voor de Amerikaanse politie werd de democratisering van de smartphone een ontluisterende demasqué. Dankzij de beelden van alerte burgers kwam de waarheid over de verstikkingsdood van Eric Garner in 2014 in New York aan het licht, over de executie van Walter Scott in North Charleston in 2015 en over de nekklem van meer dan 8 minuten op George Floyd in Minneapolis. Allemaal misdrijven van de politie die vroeger de doofpot in gingen.
Het blijft verwonderen dat Donald Trump geen initiatief nam om de ordehandhavers bij wet tegen het beeld te beschermen. Een vergetelheid? Of is het prestige van het first amendment zo groot dat zelfs Trump er zijn vingers niet aan durft te verbranden? Al even verbazend is dat de Franse president die terughoudendheid niet heeft en de politie een wet aanbiedt waarmee ze kan verhinderen dat de bevolking over haar optreden wordt geïnformeerd. Hoe potig de Franse ordehandhavers het soms aanpakken, maakte ze maandagavond duidelijk, toen ze enkele honderden migranten van de Place de la République schopte (DS 25 november). Uitgerekend op het moment dat Frankrijk op de eerste rij staat om de democratische ontsporingen in Hongarije en Polen aan te klagen, begeeft het zich op een hellend vlak en riskeert ‘Je suis Charlie’ ondergronds te moeten gaan. Tot voor kort bezorgden landen waar de politie mee de grenzen van de vrije meningsuiting, de persvrijheid en het vervolgingsbeleid vastlegt, iedereen rillingen. De verleiding om daar in barre tijdens anders over te denken, is bij sommigen onweerstaanbaar.
Voor veel politiekorpsen is de burger-metsmartphone een hinderlijk sujet