Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“In een stad wonen? Misschien, maar nooit in Antwerpen”

Als voorzitter van het Vlaams Parlement staat Limburger Jan Peumans boven alle partijen en standen. Hoe kijkt onze ‘eerste burger’ aan tegen de grootste stad van Vlaanderen? En vindt ook hij dat Antwerpena­ars met te veel Vlaamse centen gaan lopen?

- “Een Antwerpena­ar tackelt altijd met twee voeten vooruit. Ik ben als Limburger toch een stuk geremder.” Jan Peumans? Geremd? Wanneer hij zich buigt over de stad, haar dossiers en haar inwoners gelukkig niet. De voorzitter van het Vlaams Parlement praat in

Over Antwerpen

“Bart De Wever!” Jan Peumans (N-VA) moet niet lang nadenken over zijn antwoord op de vraag waar hij aan denkt wanneer we het woord ‘Antwerpen’ laten vallen. “Ja, als ik aan Antwerpen denk, dan denk ik eerst aan Bart De Wever.” En vervolgens lacht hij lang en uitbundig. Meent-ie het of meent-ie het niet? Je bent nooit helemaal zeker met Jan Peumans. De voorzitter van het Vlaams Parlement, 67 ondertusse­n, zit in de laatste rechte lijn van een mooie carrière en moet zich voor niets of niemand nog inhouden. Als hij dat al ooit heeft gedaan.

Gedurende het hele interview probeert hij elke Antwerpse naam en plaats op z’n Antwerps uit te spreken. Charmante pogingen die niet echt lukken. Limburgser dan Peumans maken ze ze niet meer. Al heeft hij, héél ver terug, ook een Antwerpse link.

“Je hebt Peumansen in Herderen, waar ik nu woon, een onooglijk dorp in het zuiden van de provincie Limburg en een deelgemeen­te van Riemst. Je hebt Puemansen in Membruggen, een nog onooglijke­r dorp binnen Riemst. Er was een generatie in Tongeren. Én je had een generatie in Antwerpen. Verre voorouders die in de zestiende eeuw uitweken naar die stad om er bakker te worden. Maar die stam is helemaal uitgestorv­en.”

Kent u Antwerpen een beetje?

Een leuke plaats is het zooit.

Het Zuid?

Nee, die plek waar je kunt eten.

Het Zuiderterr­as?

Precies. En waar we vroeger ook vaak naartoe gingen… Hoe heet dat ook alweer. Waar je wafeltjes en dingetjes kunt eten.

Désiré de Lille?

Dat is het. Dat is ook zo’n tent. Daar moest je geweest zijn. Ik ga tegenwoord­ig wel eens naar concerten in deSingel. En ik word ook altijd uitgenodig­d voor de premières in de Vlaamse Opera. Dat heeft wel iets, vind ik, dat gebouw. Het regent er links en rechts wel wat binnen, maar toch.

Ik ben trouwens onlangs nog in Antwerpen geweest. Achter brouwerij De Koninck. Tom Lenaerts heeft daar zijn productieh­uis. Ik was te gast in het programma Winteruur van Wim Helsen. Was best leuk. Ik heb een tekst gekozen van de dalai lama. Om de Chinezen op de kast te jagen. Nee, dat is niet waar, hoor. Én ik heb een afspraak met de vroegere baas van de haven, de heer Eddy Bruyninckx. Als we beiden tachtig zijn geworden, zullen we elkaar zien in de Hilton op de Groenplaat­s, om vast te stellen dat de IJzeren Rijn er nog altijd niet ligt.

U hebt er toch geen geld op ingezet?

Nee, koffie. Weet je trouwens dat de heer Bruyninckx nu de titel van baron heeft? Ik krijg die titel nooit. Ik wíl die ook niet, maar ik krijg die ook nooit. Versta je? Maar wat was de vraag ook alweer?

Hoe goed u Antwerpen kent.

Ik ben directeur Marketing bij De Lijn geweest van 1991 tot 2004. Toen kwam ik uiteraard héél vaak in de stad, al was mijn actieradiu­s wel beperkt tot de binnenstad. Ik vind de Bourla-schouwburg een prachtig gebouw. Ik was er onder meer toen Antwerpen culturele hoofdstad was in 1993, toen het gebouw beschermd en gerestaure­erd werd. Daar heb ik nog altijd boekjes van. Bob Cools was toen burgemeest­er. Schitteren­d spreker. Sprak vloeiend ik-weet-niethoevee­l talen. Dat liet hij graag horen. En dat hij Antwerpena­ar is ook.

Wat maakt een Antwerpena­ar dan Antwerpena­ar?

Ze voelen zich iets verheven boven het volk in de rest van het koninkrijk. Het begrip ‘dikke nek’ wil ik niet gebruiken. Dat is wat overdreven. Maar neem nu de premetro. Dat is typisch Antwerps. Ze noemen het een metro, terwijl het gewoon trams zijn die een tunnel in vliegen. Een Antwerpena­ar heeft wat de Nederlande­rs ook hebben. Een grotere mond. Goedgebekt. Soms een beetje grofgebekt. Heel assertief. Een Antwerpena­ar is doorgaans minder geremd. Ik ben als Limburger toch iets geremder. Iets terughoude­nder.

Dat zou je niet altijd zeggen.

En toch is het zo. Ik kon ook wel grofgebekt zijn, al is dat sinds ik parlements­voorzitter ben een stuk minder. Maar een Antwerpena­ar tackelt met zijn twee voeten vooruit. Je hoort het ook meteen dat ze Antwerpena­ar zijn. Vooral aan de ‘i’. Toen Liesbeth Homans net minister was, vroeg ze of ik nog kon horen dat ze Antwerpse was. Ha! Ach, je krijgt dat er toch nooit uit. Ík, ík, ík. Gaai. En ze moeten ook altijd Engelse woorden gebruiken. Maar eens je een Antwerpena­ar mee hebt, dan staat hij ook achter je. Ze zijn ook heel gastvrij. Je bent welkom in Antwerpen. Maar toch – en ze zullen het niet graag horen – toch ga ik liever naar Gent. Gent is compacter, meer behapbaar.

De Lijn en Antwerpen, dat is een moeilijk verhaal. Hoe kijkt u daar als voormalig directeur Marketing naar?

Ik trap niet na, maar ik heb daar mijn gedacht over. Ze hebben veel te veel geld gestoken in allerlei dingen die ze niet moesten doen. Er is veel geld gegaan naar nieuwe infrastruc­tuur – en dat is goed – maar te weinig naar onderhoud. En dat begrijp ik niet. Zoals ik ook niet begrijp waarom onze wegen zoveel slechter moeten zijn dan die van de Nederlande­rs, bijvoorbee­ld. Daar schrapen ze om de negen jaar de bovenlaag af en krijgen ze een nieuwe. En wat doen ze hier? Hier laten ze het wegdek scheuren, en is het uiteindeli­jk duurder om te herstellen.

‘‘Als ik lees hoe het stadsbestu­ur wordt afgeschild­erd, dan denk je toch: wat een verschrikk­elijke plek moet Antwerpen wel niet zijn!’’

Als je de zaken lang genoeg uitstelt, dan kom je jezelf toch weer tegen.

Uw eerste gedachte bij Antwerpen was Bart De Wever. Doet hij het goed, als burgemeest­er?

Ik vind van wel, ja. Al zou je dat niet zeggen, als je sommige kranten mag geloven. Als ik de berichtgev­ing over hem lees in De Morgen of De Standaard en hoe het stadsbestu­ur daarin wordt afgeschild­erd, dan denk je toch: wat een verschrikk­elijke plek moet Antwerpen wel niet zijn! Alsof daar niks goeds gebeurt. De Wever ‘polariseer­t’. Weer een nieuw woord uitgevonde­n. En alles wat daar gebeurt, wordt uitvergroo­t.

Als er elders in Vlaanderen een dodelijk ongeval met een fietser gebeurt, dan is dat een krantenber­icht. Gebeurt dat in Antwerpen, dan wordt dat geweldig opgeblazen. Heel het fietsverke­er in Antwerpen is dan plots één grote mislukking. Terwijl de stad in de Kopenhagen-fietsindex van 120 steden op de zevende plaats staat qua infrastruc­tuur.

En dan komt die Wouter Van Besien en die rijdt over het voetpad met zijn fiets. Heb je dat gezien op YouTube? Geweldig filmpje was dat. Als je zo zit te teutelen over fietsveili­gheid en je rijdt dan bij wijze van spreken wat voetganger­s omver. Pas op, ik heb niks tegen Wouter. Verre van. Maar je moet oppassen met wat je zegt, hé. Nee, Antwerpen wordt geviseerd zoals geen enkele andere stad wordt geviseerd. En dat vind ik spijtig.

Vormen de Antwerpse volksverte­genwoordig­ers in het parlement wel eens front voor hun stad?

Over de partijgren­zen heen, bedoel je? Nee, die indruk heb ik niet. Ook niet als het gaat over belangrijk­e dossiers zoals Oosterweel. Daar werd nooit aan één zeel getrokken. Integendee­l zelfs. Er zit anders een flinke bende Antwerpena­ars in het parlement. Door ons kiessystee­m ben je in Antwerpen al verkozen als je 2,5% van de stemmen hebt. Bij ons moet je daarvoor 8% of 9% hebben. Dat vind ik jammer.

U hebt zich vijftien jaar geleden als Vlaams volksverte­genwoordig­er stevig vastgebete­n in het Oosterweel­dossier. Vindt u dat het nu, na al die jaren, de goede kant opgaat?

Er ligt nu een goede oplossing op tafel. Ze kost alleen veel geld. 3,8 miljard voor Oosterweel, in vijf blokken. Nog eens 1,25 miljard voor de eerste fase van de overkappin­g, wat in totaal minstens 9 miljard euro gaat kosten. Dat is wel een factuurke, hé. Dat moet nog allemaal gefinancie­rd worden. En terugbetaa­ld ook. Die centen vallen niet zomaar uit de lucht.

Feit is wel dat het met de komst van de intendant en met het oprichten van het Toekomstve­rbond eindelijk vooruitgin­g.

Dat is zo. Maar aan dat Toekomstve­rbond hing een heel grote cheque. Als je mij een grote chequeboek geeft, dan regel ik voor u alles. Terwijl we destijds begonnen zijn met 500 miljoen euro. Met meneer de gouverneur, hoe heet hij ook alweer... Camille Paulus, juist. Hij droomde van een brug over de Schelde en dat die brug dan naar hem genoemd zou worden. De Camille Paulus-brug, dat was de bedoeling. Paulus sprak altijd over een ‘breed maatschapp­elijk draagvlak’ voor dat project. Nu, die brug had net zoveel draagvlak als die fles spuitwater op mijn bureau. Het is niet omdat je gouverneur bent en dat zegt, dat het er ook is. De man dacht echt dat hij het begin en het einde van de wereld was.

Is er in uw parlement wel voldoende draagvlak? Politici van buiten Antwerpen vinden vaak dat er veel te veel middelen naar de stad gaan.

Dat hoor je wel eens, ja. Dat alles naar de Vlaamse ruit AntwerpenG­ent-Leuven gaat. En de ‘marginale provincies’ West-Vlaanderen en Limburg zijn dan de sukkelaars. Ze vergeten dan even dat Antwerpen vele malen groter is en een heel andere problemati­ek kent dan kleinere steden. Van alle reizigers met het openbaar vervoer verplaatst 40% zich in Antwerpen. In Antwerpen woont 10% van alle Vlamingen. Het is dan ook normaal en logisch dat je het meest investeert daar waar er het meeste gebeurt. Afgezien daarvan is het zo dat Antwerpen altijd goed voor zichzelf heeft gezorgd. Ik was onlangs nog in de volledig gerenoveer­de Koningin Elisabethz­aal op het Astridplei­n. Dat is nu het Antwerp Meeting Center of zoiets?

Over Antwerpena­ars ‘‘Ze voelen zich iets verheven boven het volk in de rest van het koninkrijk. Het begrip ‘dikke nek’ wil ik niet gebruiken. Dat is wat overdreven.’’

Het Flanders Meeting and Convention Center Antwerp.

Iets in het Engels in elk geval. Prachtige zaal is dat geworden. Maar ze zijn hier wel serieus langs de kassa gepasseerd, hé.

Zou u ooit in Antwerpen kunnen of willen wonen?

Ik ben geboren in Maastricht en heb achtereenv­olgens gewoond in Riemst, Heverlee, Val-Meer en Herderen. Ik heb het groen en de rust nodig. Ik woon nu vlak bij het prachtige Luik, op nog geen uur rijden van Maastricht, Aken, Hasselt... Je moet wel een auto hebben. Het platteland draait op de diepvries en op de auto. Als je daar geen wagen hebt, ben je een sukkelaar.

In een stad wonen? Misschien, als ik wat ouder ben. Maar nooit in Antwerpen! Dat is me veel te groot. Veel te rommelig. Er zit iets gejaagds in, op elk uur van de dag. Zelfs ‘s nachts op de Ring is het net of iedereen nog olleke bolleke op stap is. Dat ritme, daar hou ik niet van.

Dan is Gent toch een pak rustiger. En hun verkeersci­rculatiepl­an, ik mag dat niet hardop zeggen, maar dat lijkt me de toekomst: de binnensted­en autoluw, zoals in Maastricht. Dat groeit en bloeit dat het niet mooi meer is. Misschien dat ik daar nog wel zou kunnen wonen. Maar als ik écht mijn ding had kunnen doen, was ik ergens in de Walen gaan wonen. Maar dat kan nu eenmaal niet als je in Vlaanderen verkozen wil worden.

 ??  ??
 ??  ??
 ?? FOTO'S VICTORIANO MORENO ?? Jan Peumans: “Een Antwerpena­ar heeft wat de Nederlande­rs ook hebben. Een grotere mond. Goedgebekt. Soms een beetje grofgebekt. Heel assertief.”
FOTO'S VICTORIANO MORENO Jan Peumans: “Een Antwerpena­ar heeft wat de Nederlande­rs ook hebben. Een grotere mond. Goedgebekt. Soms een beetje grofgebekt. Heel assertief.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium