Rokend en beukend naar een gezamenlijke uitbarsting
duurde even voordat alle bouten en moeren op elkaar aangesloten waren, zondagavond in de uitverkochte Ziggo Dome, Amsterdam, maar vanaf ‘No One Knows’, op een derde van de set, lag de groove-trein van Queens of the Stone Age op koers.
De band rond voorman Josh Homme maakt rockmuziek met veel wendingen, tegen elkaar in woelende onderstromen, en knarsende gitaarlagen. Al meer dan twintig jaar schaven de vijf Californische muzikanten aan hun stijl, met het onlangs verschenen album Villains als voorlopig hoogtepunt.
Het mooie is dat de band hun gecompliceerde structuren inmiddels tot een vloeiend geheel weet te maken. Dan ligt Hommes hoge zangstem ingebed in een onderaards grommend geheel van deinende ritmes, terwijl in de verte een gitaarduel wordt uitgevochten. De barokke opbouw in combinatie met het aardse geluid, is exemplarisch voor de aanpak van Queens of the Stone Age en uitzonderlijk in de doorgaans eenduidiger rockmuziek. Na jaren in de kleinere clubs te hebben gespeeld, stond de band zondag inmiddels voor de tweede keer in Ziggo Dome. Omgeven door wiebelende palen die fel licht schenen, staken de in het zwart geklede muzikanten, met alleen Homme in een rode blouse, de zeventienduizend man moeiteloos in hun zak. Een afwisselende keuze uit hun repertoire voerde langs het oude ‘Monsters In The Parasol’, de opgefokte publieksfavoriet ‘Little Sister’ en een zwoel boogiënd ‘Make It Wit Chu’.
Homme hield nu en dan een praatje, waarbij hij benadrukte dat hij niemand wil voorschrijven hoe hij moet leven. De goedmoedige rockgod is zelf ook door schade en schande wijs geworden. Rokend, zingend en gitaar spelend werd het publiek tot de laatste episode van het ruim twee uur durende optreden, met driftig gebeuk, in bijvoorbeeld ‘Head Like A Haunted House’, tot een gezamenlijke uitbarsting van dansen en springen aangezet. Hester Carvalho