Times of Suriname

Zo kwamen de vruchten op de wereld

-

Toen de aarde nog niet zo lang bestond, waren er geen vruchten. De mensen wisten niet wat een banaan was en kenden geen ananas, cassave of aardappele­n. De mensen hadden honger en ook de dieren hadden niets te eten, alleen de tapir zag er goed doorvoed uit. Iedere morgen ging hij ergens heen en iedere avond kwam hij met een volle maag terug. Al gauw hadden mensen en dieren dit in de gaten en ze zeiden: “De tapir heeft zeker een plekje gevonden, waar genoeg te eten is. We zullen hem volgen. Het beste kan er een muis achter hem aanlopen, die is klein en slim. Dat zal de tapir niet merken.”

De volgende dag ging de muis stilletjes de tapir achterna. Ze achtervolg­de hem tot midden in het oerwoud. Daar was een heuvel en op die heuvel stond een grote boom. Het was een toverboom. Aan zijn takken hingen allerlei soorten vruchten. Bananen, ananas, cassave en aardappele­n, maïs, suikerriet en meloenen, kortom: alles, wat mensen en dieren tegenwoord­ig graag eten. De tapir ging onder de boom staan en verzamelde alles wat er naar beneden viel. Hij at, tot hij zijn buik vol had. Toen ging hij liggen en viel in slaap.

Hij had niet gemerkt dat de muis hem was gevolgd en hij hoorde ook niet dat de muis begon te eten. De muis at, tot haar buikje kogelrond was. Toen ze helemaal vol zat haastte ze zich naar de andere dieren en de mensen om te vertellen, waar de tapir naartoe was gegaan om zich vol te eten. Als bewijs had ze een maïskorrel­tje meegenomen. De mensen en dieren waren dolblij. De volgende dag gingen ze allemaal met het muisje mee. Ze moesten een heel eind lopen, tot de muis midden in het oerwoud bij een hoge boom stilstond. De boom stond boven op een heuvel en aan zijn takken hingen alle soorten vruchten. En wat rijp geworden was, viel naar beneden. De mensen en dieren aten tot ze niet meer konden. Toen probeerden ze in de boom te klimmen. Ze wilden er allemaal een tak afbreken om die in hun eigen dorp te planten.

Maar de boom was te hoog, te dik en te glad. De mensen en dieren konden er niet in klimmen en ze zeiden: “We moeten de boom omhakken.”

Tien dagen lang probeerden ze de boom te vellen, maar hij bleef overeind staan. Twintig dagen hanteerden de mensen en dieren de bijl, maar de boom bewoog niet één keer. Er waren dertig dagen voor nodig om de boom eindelijk om te krijgen. Toen kon eenieder nemen wat hij wilde. De één nam bananen, de ander ananas, een derde cassave, de vierde aardappele­n en weer een ander nam suikerriet en meloenen. En ze namen ieder hun deel mee naar hun eigen dorp. Daar plantten ze het in vruchtbare aarde en zo zijn de vruchten op de wereld gekomen.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname