ZIET DE MENS
22 Nederlandse en Vlaamse schrijvers. 22 verhalen. Eén onuitputtelijke inspiratiebron: De tuin der lusten van Jeroen Bosch. Seks, macht en een beetje God.
Waar is God toch gebleven? Die vraag zullen velen zich stellen tijdens het lezen van de verhalenbundel Nieuwe lusten. De aanleiding van de publicatie is de Jeroen Bosch-tentoonstelling in Den Bosch, de blockbuster waarvoor geen kaartje meer te koop is en mensen van over de hele wereld komen aanvliegen. Het hoogtepunt daar is niet het schilderij De tuin der lusten (ca. 1500), want het Prado in Madrid wilde dat niet uitlenen, maar dankzij de 22 verhalen van Nieuwe lusten is het schilderij alsnog vertegenwoordigd. Op de buitenzijde van het linkerpaneel is de schepping van de wereld afgebeeld: een nogal miezerig Godje blaast de wereld, die is afgebeeld in een glazen bol, leven in. Jeroen Bosch was diepreligieus en zijn schilderijen zijn vaak ‘ exempla contraria’: te mijden voorbeelden van het kwaad. Rond 1500 was de angst voor het einde der tijden groot en woekerden de ‘duivelfantasieën’, zoals Johan Huizinga ze in Herfsttij der middeleeuwen noemt. Zich afkeren van de zonde was de enige redding voor de mens. Het linkerpaneel stelt het paradijs voor de zondeval voor, het rechterpaneel de hel, met martelingen, vuur en monsterlijke duivels. En het middenpaneel, vol blote mensen, vreemde bouwsels en organische vormen, is niets minder dan het leven op aarde, of, zoals de Nederlandse filosoof René Gude het kernachtig zei: ‘het gedoetje dat het leven is’. Dat ‘gedoetje’ met blote mensen is door een aantal schrijvers in Nieuwe lusten opgevat als een tuin vol seks, porno en overspel, en dat zegt vooral veel over de tijd waarin wij nu leven. In het verhaal van Hanna Bervoets bijvoorbeeld, over een bizarre seksfantasie met een zeemeermin. De grillige vorm van het verhaal past wondermooi bij de fantasierijke beeldentaal van Bosch. Annelies Verbekes verhaal gaat over overspel, en ook bij haar vind je stilistische springerigheid en humor. Zij toont ons een ‘mozaïekmens’, toppunt van postmodernisme.
Seks en macht
Ook lust en macht in het verhaal van Karin Amatmoekrim. Zij beschouwt seks als een vorm van vrouwelijke macht over mannen, zoals meer vrouwelijke schrijvers in deze bundel, terwijl dat bij de mannen meestal omgekeerd is. Edzard Mik tovert de fontein van
Jeroen Bosch om in een pornopaleis zoals dat alleen in onze tijd bestaat. Ilja Leonard Pfeijffer, getrouw aan zijn onderwerp, toont de nachtvlinders en travestieten van nachtelijk Genua. En ook Arnon Grunberg borduurt voort op zijn patroon met een verhaal over de seksuele macht van een werkgever over de Nepalese verpleegster van zijn moeder. P.F. Thomése, die het interessante punt aansnijdt van het ‘publieke sterven’ op televisie (een vorm van ‘termi- nale erotiek’) laat een macho-totde-dood over zijn minnares aan het woord: ‘een pruim die je liet weken werd alleen maar zachter’. Alleen bij Jamal Ouariachi, een generatie jonger, heeft een vrouw de macht. Hij heeft een raadselachtig detail uit Bosch’ schilderij als eindpunt genomen: een mes door een hand. Niña Weijers koos de uil, het dier dat steeds weer in Bosch’ schilderijen opduikt, als motief in een kernachtig beschreven relatiedrama. Manon Uphoff beschrijft het middenpaneel meer als ‘een winkel voor exclusieve Italiaanse schoenen’ dan als pornopaleis, en heeft daarmee oog voor de esthetiek waarmee Bosch zijn blote mensenfiguren schilderde. Geen erecties, grote borsten, geile billen te zien: bij Bosch is de naaktheid sereen. Uphoff heeft dat begrepen en laat een vrouw haar lichaam tatoeëren met Boschachtige gekke en gruwelijke taferelen, om vervolgens voor altijd haar lichaam bedekt te houden. Het tonen van de lusten is immers bij Bosch een oproep tot kuisheid. Hans Maarten van den Brink, die de bundel ook samenstelde, is de enige die naar het ambacht kijkt: het giftige loodwit dat Bosch door zijn verf mengde is een mooie metafoor voor de schepping die al de dood in zich bergt.
God en zonde
Het woord ‘God’ valt pas voor het eerst op pagina 164 in het enige historische verhaal in de bundel, van Nelleke Noordervliet, over de aantrekkingskracht die de zonde heeft op de mens. Een weduwe wordt, slechts in de verbeelding (zoals ook bij Bosch), verleid door een priester. Zij gaat zich als zondige heks gedragen zonder dat er iets gebeurd is. Op pagina 214 duikt God voor de tweede keer op, in een uiterst grillig en verontrustend experimenteel verhaal van Gustaaf Peek. Pas in het afsluitende essay van Willem Jan Otten valt het woord vaker, in een prachtige analyse van het schilderij als de ‘stadia van de mens’. Die stadia zijn sterk beschreven in Nieuwe lusten, door het neusje van de zalm van de Nederlandse literatuur. Het boek geeft geen beeld van Jeroen Bosch of de middeleeuwse mens, maar vooral van de worstelingen van de hedendaagse mens. De mens die, in de woorden van Otten, een ziel is ‘die, ingeklemd tussen verlangen en angst, begeerte en verdorring, woekert met zijn oogwenk op aarde’.
Het boek geeft geen beeld van Jeroen Bosch of de middeleeuwse mens, maar vooral van de worstelingen van de hedendaagse mens