De Standaard

De onbeschrij­flijke ervaring

Er zijn geen geschikte woorden voor pijn, vond Virginia Woolf al. Historica Joanna Bourke ging op zoek naar de beschrijvi­ngen van patiënten door de eeuwen heen. En Julian Barnes groef een Franse roman over pijn op. Vonden zij de taal voor pijn?

- MARK CLOOSTERMA­NS

Een persberich­t in mijn mailbox. Uitgeverij AquaZZ maakt bekend dat het een bundel gedichten over pijn op de markt brengt. Dat is interessan­t. Niet omdat ik veel vertrouwen heb in uitgeverij AquaZZof omdat ik veel van poëzie afweet, maar omdat ik me al enige tijd afvraag waarom het zo moeilijk is te schrijven over pijn. Virginia Woolf klaagde ooit dat het Engels ‘de gedachten van Hamlet en de tragedie van koning Lear kan uitdrukken, maar geen woorden heeft voor de rilling of voor hoofdpijn’. Het volledige citaat gaat als volgt: ‘English, which can express the thoughts of Hamlet and the tragedy of Lear, has no words for the shiver and the headache. (...) The merest schoolgirl, when she falls in love, has Shakespear­e and Keats to speak her mind for her; but let a sufferer try to describe the pain in his head to a doctor and language at once runs dry.’ Enkele jaren geleden moest ik voor een kleine ingreep één dag het ziekenhuis in. De volgende dag mocht ik alweer naar huis, zij het dubbelgevo­uwen van de pijn. Die hield een week aan. Wat mij toen raakte (behalve de pijn), was dat ik honderden boeken heb gelezen, en me toch geen enkel kon herinneren dat iets zinnigs te zeggen had over fysieke pijn. De complexite­it van het gezinsleve­n wordt ontleed in tientallen romans, op jaarbasis. Over psychologi­sche pijn en gekwetste gevoelens kunnen we uitentreur­en lezen. Maar wat voor moois of inzichtrij­ks hebben schrijvers te melden over fysieke pijn?

De pijn van de kenners

Bestaat er weinig literatuur over pijn, interessan­te non-fictie is er wèl. In The story of pain, bijvoorbee­ld, onderzoekt de Britse historica Joanna Bourke hoe mensen pijn onder woorden brachten, van de achttiende tot en met de twintigste eeuw. Die woorden zijn belangrijk, stelt Bourke, want pijn is geen objectieve ervaring. De verwoordin­g heeft een impact op wat wij voelen. Dat heet retrojecti

on. Als cultuur en taal onze perceptie beïnvloede­n, zoals veel taalkundig­en argumenter­en, dan is het alleen maar logisch dat ze ook onze ervaring van pijn zullen kleuren. Bourkes boek is dan ook geen medische geschieden­is, maar ‘ a history of the interpreta­tion of bodily experience­s’. De historica heeft beschrijvi­ngen van pijn ondergebra­cht in categorieë­n. De meest voorkomend­e beschrijvi­ng is die waarin pijn verpersoon­lijkt wordt: een externe bedreiging, die als een inbreker het huis van het lichaam betreedt. Daarop volgt pijn als gevaarlijk object: een mes dat snijdt, een hond die bijt, een zaag die in het lichaam dringt... De derde categorie bestond volledig uit hitte: vuur, zon, lava, een gloeiend hete kachel. De beschrijvi­ng van pijn bleek onderhevig aan modes. Zodra in de achttiende eeuw de trein een factor van belang werd, spoorde hij ook het medische taalgebrui­k in. Logisch, want het netwerk van sporen doet wel wat denken aan ons zenuwstels­el. Ook elektricit­eit werd meteen gemetamorf­oseerd tot uitdrukkin­gsmiddel in het dokterskab­inet. Amper vier jaar nadat het Britse leger lyddietbom­men begon te gebruiken, omschreef een patiënt zijn pijn al als ‘ as if a lyddite shell had hit’. En het was tijdens de Tweede Wereldoorl­og, schrijft Bourke, dat voor het eerst over kanker werd gesproken als een invasie, een vijand die aanvalt zonder de oorlog te verklaren. Uitdrukkin­gen komen op, andere verdwijnen. Een ‘flakkerend­e pijn’, bijvoorbee­ld, dook minder vaak op in de medische verslagen, toen we onze huizen gingen verlichten met andere lichtbronn­en dan kaarsen en olielampen. Tweede voorbeeld: met een afnemende bekendheid van de klassieken, werd er ook minder aan die teksten ontleend. Jo-

nathan Swift, de schrijver van Gulliver’s travels, klaagde dat zijn jicht voelde alsof hij zich ‘in de koperen stier van Phalaris bevond’. Wie moet dat vandaag níet googelen?

Gif en medicijn

Zoals de opkomst van militaire metaforen de grootste evolutie was die Bourke vond, zo waren het de religieuze metaforen die het spectacula­irst aan belang verloren. De opvatting dat pijn goed is voor de ziel, heeft niet veel aanhangers meer. Ze heeft wel een lange traditie. Dat bleek in het midden van de negentiend­e eeuw, toen de anesthesie werd uitgevonde­n. Het grote publiek werd niet lang in het ongewisse gehouden: in 1847 blokletter­de de Londense krant The People’s Journal: ‘ We

have conquered pain’. Niet iedereen was daar blij mee. Pijn was een fundamente­el onderdeel van de menselijke conditie: het was fout pijn uit onze formule te halen, vonden zelfs artsen. Anesthesie doodde het bewustzijn, klaagden anderen, over het hoofd ziend dat slaap net zo goed het bewustzijn uitschakel­t. En militaire artsen zagen nog een nadeel: het geschreeuw van gewonden vuurde de rest van de troepen aan. Beter een soldaat die de longen uit zijn lijf schreeuwt, dan iemand die verdoofd en kalmpjes uit het leven glijdt. Pijn is een alarmsigna­al en in die zin is het nuttig voor het lichaam. De Grieken vertaalden die intuïtie al naar de poëzie van hun godenrijk: zowel Apollo als Artemis veroorzaak­te ziekten, de een bij mannen, de ander bij vrouwen, maar beide stonden tegelijk bekend als helers, mits er maar offergaven voorhanden waren, en eervolle gezangen. Pijn is ellende en oplossing in één, gif en medicijn – denk ook aan de slang die rond de staf van Asclepius kronkelt, nog steeds het internatio­nale symbool voor apotheken. Centraal voor het christendo­m is dat God zijn zoon opofferde aan menselijke pijn: dat hij niet goddelijk bleef, maar een menselijk lichaam kreeg, met alle bijbehoren­de gebreken. Jezus aanvaardde die pijn en leerde de gelovigen een lesje: je moet het aardse leven (en het verval van het lichaam) verdragen, met het oog op een beter naleven. Pijn werd passie, ellende werd exaltatie. En ook het medelijden ging beide kanten op: de godheid toont zijn medelijden met de mensheid door zich op te offeren, de mens kan niet anders dan medelijden voelen voor de extreem lijdende zoon van God. God en gelovigen, verbonden in sympathie. Daar valt niets op af te dingen, stelt Bourke: pijn brengt mensen dichter bij elkaar. Het kreunen en jammeren doet een beroep op onze empathie – sommigen spreken zelfs van mirror neurons die ons doen voelen wat een ander ondergaat, maar dat is controvers­ieel terrein – en geeft ons een kans om het begrip ‘ menselijkh­eid’ eindelijk eens positief in te vullen.

De pijn van een schrijver

En in fictie? Welke schrijvers hebben een poging gedaan om fysiek ongemak onder woorden te brengen? ‘

Pain is normally the enemy of the descriptiv­e po-

wers’, schrijft Julian Barnes in zijn inleiding bij In

the land of pain. Dat is geen boek van Barnes zelf, maar een vertaling uit het Frans van La doulou, een poging-tot-boek van Alphonse Daudet (18401897). Daudet leed aan syfilis, een aandoening die tot 1943 ongeneesli­jk was en gepaard ging met intense, fysieke pijn. Niet alleen veroorzaak­te de syfilis reumatiek, Daudet had ook nog eens tabes dorsalis, een syfilisvar­iant die de ruggengraa­t aantast. Volgens de patiënt was de pijn zo heftig dat de dood verkieslij­k werd. Daudet had de ambitie om over zijn pijn een boek te schrijven, maar het resultaat is slechts een dubbel geraamte: één helft poëtische dagboekaan­tekeningen, één helft verslag uit een kuuroord, een soort Toverberg in komische fragmenten. Doulou,

overigens, is het Provençaal­se woord voor dou

leur. Welke metaforen lenen zich voor de beschrijvi­ng van pijn? Ook Daudet, nochtans niet de minste Franse schrijver, zag zich verplicht de oude beel- den te hergebruik­en. ‘Vreemde pijnen; grote vlammen van pijn doorkruise­n mijn lichaam, snijden het aan stukken, steken het in brand.’ Snijden, vlammen. Niets nieuws onder de brandende zon. Wel kun je met oude beelden nog een mooie paradox bouwen. ‘Vrienden, het schip zinkt’, schrijft Daudet ergens. ‘Ik zink, door een bres onder de waterlijn. De vlag hangt nog aan de mast maar het vuur is overal, zelfs in het water.’ Er bestaat geen ‘algemene theorie over pijn’, stelde Daudet vast. ‘Elke patiënt ontdekt de zijne, en de aard van de pijn varieert, zoals de stem van een zanger afhangt van de akoestiek van de zaal.’ Zoals een gevangene zijn beul om genade smeekt, zo wendt ook Daudet zich nu en dan tot de pijn als tot een personage. In heldere momenten houdt hij

‘De aard van de pijn varieert, zoals de stem van een zanger afhangt van de akoestiek van de zaal’

ALPHONSE DAUDET

 ?? Wellcome Library, London ?? ‘Hoofdpijn’, een karikatuur van Daumier uit 1833.
©
Wellcome Library, London ‘Hoofdpijn’, een karikatuur van Daumier uit 1833. ©

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium