RAF SAUVILLER & SALVATORE DI ROSA
De tentakels van de maffia
De auteur: Humo- journalisten. Het boek: studie over de maffia, in Italië en in de Lage Landen.
ONS OORDEEL: de auteurs lijden aan tunnelvisie: àlles is maffia. Dit boek was gebaat bij scherpere keuzes.
De camorra, de maffia uit de streek rond Napels, had een flinke vinger in de pap bij de afvalcrisis in die stad, die in 2011 een stinkend hoogtepunt heeft bereikt. Maar niet enkel met huisvuil valt poen te pakken. Ook andere Italiaanse maffia’s dan de camorra verrijken zich nu met de dumping van zwaar toxisch afval in Oost-Europa. Italië gaat prat op zijn uitstekende keuken. Maar Humo- journalisten Raf Sauviller en Salvatore Di Rosa benadrukken dat de maffia ook de hele voedselketen is binnengedrongen, en dat een Italiaans ‘bioproduct’ kopen, hetzelfde is als een lotje uit de loterij: als je écht bio eet, heb je puur geluk. In het verslag van hun rondreis door Zuid-Italië beschrijven ze hoe bruggen en wegen worden aangelegd met absurd veel kronkels en bochten, omdat dan meer beton wordt gebruikt en veel meer kan worden gefactureerd, of omdat de autoweg voorbij het dorp moet lopen van de maffiabaas die de corrupte aanbesteding in de wacht heeft gesleept. De Europese landbouwsubsidies blijken echter de grootste vetpot. Via maffiose connecties met de politiek en de ondernemers, en via afpersing en bedreiging, legt de maffia de hand op Europees geld, bestemd voor het minder ontwikkelde zuiden van Italië. Het is een greep uit de talrijke verhaallijnen die in Maffia aan bod komen, een turf waarin smeuïge anekdotes over maffiosi die briefjes van 500 euro in vaten onder de grond bewaren, uiteraard ook niet ontbreken. De maffiosi hebben zoveel cash, dat ze hun geld moeten wegen omdat tellen te tijdrovend is. En wat heerlijk, die beschrijving van het vreselijk kitscherige interieur van een camorra-villa in Napels.
‘Maffiahol’
In Maffia, een studie over de drie maffia’s die in Zuid-Italië ontstonden, met als actuele toetje de Hoofdstadmaffia uit Rome, is duidelijk jaren van research gestoken. De gesprekken die Di Rosa en Sauviller in Italië voerden met maffiabestrijders, onderzoeksjournalisten en politici, zijn zeer lezenswaard. In sfeerreportages blinken de auteurs dan weer bepaald niet uit. Jeugdig schorriemorrie met ‘opgeschoren rotkop- pen’ en een gemene blik volstaan blijkbaar al om een heel dorp als een ‘ maffiahol’ af te schilderen. Ook een passage over de spionkop van voetbalclub Napels doet de wenkbrauwen fronsen. Dat Maradona met de camorra heulde, is algemeen bekend. Maar volgens Di Rosa en Sauviller kan geen enkele voetballer bij Napoli uit het vizier van de camorra blijven, zeker niet als de spionkop hem in de armen sluit. Haast in één adem wordt vermeld dat die spionkop Dries Mertens een staande ovatie gaf. Dat is wel erg met de borst vooruit. Het brede onderwerp was ook gebaat bij scherpere keuzes. De auteurs laten al hun gesprekspartners zo uitvoerig aan het woord, dat de indruk ontstaat dat ze het hele bandje hebben uitgetikt. Dat levert niet alleen vervelende herhalingen op, Sauviller en Di Rosa slikken ook helemaal de visie die zowat elke Italiaanse maffiabestrijder de buitenlandse bezoeker opdist: dat enkel Italië de maffia bestrijdt met kennis van zaken, terwijl agenten en magistraten in Noord-Europa idioten zijn die de wijdverspreide tentakels van la piovra nog altijd ontkennen. Die kritiek gaat slechts ten dele op. Na de maffiamoorden in Duisburg, in 2007, riep Italië dat het naïeve Duitsland ‘toen pas’ de ‘ndrangheta had ontdekt. In werkelijkheid waren Duitse onderzoekers toen al jaren bezig met ‘ndranghetisti in Duitsland in kaart te brengen, overigens met hulp uit Italië.
Naïeve Belgen
Volgens Sauviller en Di Rosa is ook ons land hopeloos naïef. Maffia-arrestaties in België worden maar zelden met elkaar in verband gebracht, en daardoor hebben slechts weinigen het grotere plaatje begrepen: dat de ‘ndrangheta en de cosa nostra ook in België zijn geïnfiltreerd. De waarheid ligt echter in het midden. Dat een voortvluchtige maffioso in ons land wordt gevat, betekent niet noodzakelijk dat hij hier ook een afdeling heeft opgericht. Verder klopt het dat de strijd tegen Italiaanse maffia’s in België niet langer prioritair is, maar dat frustreert de federale politie evenzeer. Die verwijt Italiaanse maffiabestrijders dan weer een ‘tunnelvisie’: álles is maffia, in Italië en daarbuiten. Natuurlijk moeten man en paard worden genoemd: Martino Trotta wordt verdacht de moord op de Maasmechelse gangster Silvio Aquino te hebben besteld. Over Trotta’s maffiaconnecties in Italië komen beide auteurs sterk uit de hoek. Maar op veel andere momenten brengen zij elke vorm van criminaliteit of gangsterisme – van jong crapuul in Napels tot Afrikaanse bendes in Zuid-Italië – gretig samen onder één noemer: die van de maffia. Dat leidt niet
Jeugdig schorriemorrie met ‘opgeschoren rotkoppen’ en een gemene blik volstaan blijkbaar al om een heel dorp als een ‘maffiahol’ af te schilderen
noodzakelijk tot een grondiger begrip van dit misdaadfenomeen, maar wel tot inflatie van de term. Zo zijn beide auteurs ervan overtuigd dat de Limburgse misdaadfamilie Aquino tot de ‘ndrangheta behoort. In dit boek wordt maffiajager Nicola Gratteri uitgebreid geciteerd. Maar niet over dit: dat de Maasmechelse Aquino’s volgens Gratteri niet tot de ‘ndrangheta behoren, omdat zij geen bloedbanden hebben met de gelijknamige maffiaclan uit Calabrië. De Calabrese procureur ziet de Limburgse Aquino’s als brokers, tussenpersonen van de ‘ndrangheta in de internationale drugshandel. Dat is nog altijd een erg stevige aanklacht, maar het paste allicht minder goed onder de sensationele kop ‘Vlaamse Soprano’s’ die het hoofdstuk over de Aquino’s in dit boek kreeg.