TUSSEN ‘MIAMI VICE’ EN PERFECTISTAN
Op de finaleavonden van de Koningin Elisabethwedstrijd wordt in het Paleis voor Schone Kunsten piano gespeeld op het scherp van de snee. De zenuwen staan gespannen, en de pianosnaren ook. Dagelijks brengt onze recensent verslag uit.
Tsjaikovski, Chopin, Liszt, Brahms, Prokofjev en liefst drie verschillende concerto’s van Rachmaninov: lang geleden dat we zoveel concertsnoep toegestopt kregen tijdens een finale van de Elisabethwedstrijd. Ons hoor je daarover niet klagen. Maar de diversiteit binnen het aangeboden repertoire zal de al vergrijsde jury nog wat extra grijze haren bezorgen. Welke duimstokken, meetklokken, curvimeters en geodriehoeken halen ze straks boven voor al die verschillende uitvoeringen? Gelukkig is er nog het plichtstuk van Ledoux, waarin al te behoedzaam of angstvallig pianospel meteen in kaart gebracht wordt. Muziek maken, om minder zou het niet mogen gaan in deze wedstrijd. Want ook al hoor je elke avond twee totaal verschillende concerto’s, het gaat erom deze vaak eeuwenoude muziek zo te spelen dat je het zweet in de noten kan ruiken en zien parelen. Het is een van de grootste uitdagingen van een concertpianist anno nu: hoe geef je kleur en geur aan muziek die zo luisterrijk is dat iedereen in de zaal ze kan meefluiten? De twee finalisten die gisteren aantraden, hadden daar elk een ander antwoord op klaar.
Toetsenpoëet Jurinic speelde zijn concerto alsof dat het mooiste is dat ooit geschreven werd
Aljosa Jurinic: schaamteloos introvert
Van een pianist die zijn halve finale opende met een broze rêverie en voor de finale een teringmooi keuzeconcerto uitkoos, hadden we een innig bedeesde lezing van het plichtwerk verwacht. Toen de Kroaat Aljosa Jurinic het podium opveerde, lag het setje maanverlichte adjectieven al klaar. Pakte dat even anders uit: Jurinic opende het plichtwerk met een abrupte pok en een duchtige tsjoeng. Zijn stuivende vingers gaven Ledouxs vlinderdroom een haast nachtmerrieachtige intensiteit mee. De uppercutakkoorden, gritty accenten en elektrificerende loopjes waarmee Jurinic de partituur inkleurde, leverden grootstadsmuziek op die strak aansloot op zijn Miami vice- achtige pak. Daartegenover stond pure poëzie: het prachtige loopje van de slotmaat bijvoorbeeld klonk als een groet aan Chopin. Wie het waagt om een Chopinconcerto te spelen op een concours als dit: zo iemand wint onze grenzeloze sympathie. Want verdomd, doe het maar eens. Deze muziek is zo puur en onversneden virtuoos dat elk nagelrandje dat tegen de toets tikt hoorbaar is. Bovendien kan Chopin, met zijn notenconfetti’s en laidback gemijmer, heel snel kitscherig worden. Geen wonder dat nog nooit iemand met Chopin de Elisabethwedstrijd won. Of Jurinic daar straks verandering in brengt? Moeilijk te zeggen, want zijn edele vertolking zal de jury verdelen in pro’s en contra’s. Wij zijn alleszins pro. Ju- rinic zit tot over zijn oren in deze muziek: deze toetsenpoëet speelde zijn concerto alsof dat het allermooiste is dat ooit geschreven werd. Voor iemand die met een flodderig pochetje op het podium verschijnt, vertoonde Jurinic veel verstand van vouwkunst. De cantabile melodieën plooide hij zo zorgzaam en liefderijk om en om, dat het leek alsof de lijnen niet ophielden met zingen en ademen. Marin Alsop ging zo mee in Jurinic’ zangkunst dat het bij momenten leek alsof ze een opera aan het dirigeren was. Wat je verder hoorde, was een groot klankbewustzijn. Heerlijk hoe hij de toetsen donzig liet klinken toen de strijkers naar pizzicato overschakelden. Zo stil en schaamteloos introvert als deze pianist speelde, hebben we het deze week niet eerder gehoord. Maar helaas zal die onbehouwen autonomie ook zijn zwakte zijn. In Jurinic’ soevereine toon steekt ook een afstandelijkheid die niet elke collega zal smaken. En wie contra is, zal die moegestreden loopjes uit het slotdeel wellicht extra zwaar aanrekenen.
Chi Ho Han: pianist speelt concerto
Gaat de Elisabethprijs dit jaar naar een Koreaan? Met uitgesproken kandidaten als Jurinic in de schifting (en met later op de week nog meer eigenzinnige hoofdrolspelers), is de kans reeel dat er een modaalkandidaat opstaat uit de puntentelling. En ja, dan komt Korea in het vizier. De technisch onberispelijke, maar naar ons gevoel bloedeloos solide vertolking die Hans H. Suh gisteren neerzette, kreeg gisteren een upgrade in het meer flexibele en verfijnde pianospel van zijn landgenoot Chi Ho Han. Diens voortreffelijke finaleproef riep meteen de herinnering op aan de risicoloos knappe snarenstrijkerij van Ji Young Lim, die vorig jaar de vioolprijs op zak stak. Als het lot even meezit, kan hij net zo hoog eindigen. En toch kunnen we over zijn finaleproef bijzonder kort zijn. Chi Ho Han speelde een treffelijke versie van het plichtwerk, gevolgd door een stereotiep uitstekende Rachmaninov. Als muzikant houdt hij zich op in het niemandsland tussen Orthodoxië, de Centraal-Correcte Republiek, Helderije, Perfectistan en de Sonoren. Door het publiek werd hij daarvoor beloond met de eerste halfstaande ovatie van het concours. Dat is hem zeer gegund, maar geef ons toch maar een muzikant die de luisteraar meetorst op trektocht naar de steilgevaarlijke rotswanden van Avonturië.