TRIXIE WHITLEY ‘IK RISKEER WAT TE INTELLECTUEEL OVER TE KOMEN’
Het was geen evidente opdracht voor Trixie Whitley (29): met haar ruige gitaren binnenvallen op een Dranouter dat de hele dag naar gezapige, vriendelijke folkpop had staan luisteren. Maar de Gents-Amerikaanse haalde de zweep boven en leverde alsnog een strakke set af. Wanneer we haar backstage vragen hoe ze het optreden beleefde, zit ze nog steeds vol adrenaline. ‘Dat is altijd moeilijk om in te schatten als je net van het podium komt. Voor mij draait optreden om de kunst van communicatie – ik ben een immens empathisch en gevoelig persoon, en als ik duizend mensen voor mij zie staan wil ik vooral weten: hoe voelen zij zich? Ik wil altijd weten hoe mijn muziek aankomt bij hen.’
Op een bepaald moment vroeg je het publiek: ‘Voelen jullie je rationeel of emotioneel?’ Daar kwam niet veel reactie op.
‘Dat is iets waar ik met mijn muzikanten veel over praat, maar ik merkte meteen dat het publiek niet wist hoe het daarop moesten reageren. Waarschijnlijk omdat de mensen zich nog nooit die vraag gesteld hadden, en niet verwacht hadden daarover te moeten nadenken op een concert. Voor mij is dat evident: als ik naar een concert ga, een film bekijk of een boek lees, wil ik altijd nadenken terwijl ik aan het voelen ben. Maar ik weet dat ik moet opletten met mijn bindteksten: ik riskeer misschien wat te intellectueel over te komen. Dus zeg ik ofwel liever niets, of probeer ik een soort universele taal te vinden. Dat is doorgaans muziek.’
Of West-Vlaams, in dit geval. ‘Ik zin min West-Vloms ont bischoavn, zin’k goe bezig?’, vroeg je.
‘Ik was mijn best aan het doen, hé! Ik wist: als ik hier blijf communiceren in Trixie Whitley-taal, begrijpt niemand mij. Dus heb ik de switch gemaakt: ik ga in hun taal communiceren.’
Met je bassist liep de communicatie schijnbaar vlotter: jullie praatten de hele tijd op het podium. Wat zeggen jullie dan tegen mekaar?
‘Je moet weten: hij is mijn buurman, en wij zijn vree goeie maten: we kunnen zowel superonnozel doen als diepgaande gesprekken voeren. En daarnet was ik met hem aan het lachen omdat hij zijn yogaposes op het podium aan het doen was. Maar ja, hoe moet je dat gaan uitleggen aan je publiek? “Dit is mijn bassist, en hij doet elke ochtend zijn Warrior 2-pose na een uurtje mediteren”?’
Op Dranouter zou daar misschien zelfs begrip voor geweest zijn. Is dit festival anders dan de andere waar je deze zomer staat?
‘Het voelde volkser aan, meer integer dan andere festivals. Een heel beleefd publiek ook. Dat is altijd moeilijk om in te schatten: is het publiek erg stijf, of zijn ze gewoon aandachtig aan het luisteren? Dat is ook weer een kwestie van communicatie, en ik houd van die uitdaging. Ik raak bijvoorbeeld niet bevredigd door alleen maar in koffiehuizen te spelen: ik wil ook een connectie maken met een groter publiek.
Hebben jullie rituelen voor het optreden?
‘Niet bepaald: we gaan gewoon zo veel mogelijk op het gevoel af. En vlak voor we opgaan wil ik mijn muzikanten graag nog eens kunnen vastpakken.
Touch is the strongest sense, weet je. En als je ze even kan aanraken, weet je meteen: zijn ze nerveus, of zijn ze rustig? Maar die mannen zijn zo ervaren: doorgaans zijn ze kalm.’ ( lacht) (ndl)