Rugby op speed
WAAROM DE OLYMPISCHE VARIANT HET MAAR MET ZEVEN SPELERS DOET
maar een combinatie van Australische en Nieuw-Zeelandse spelers, die in de enige match GrootBrittannië versloegen. Sinds 1960 werden verscheidene pogingen ondernomen om rugby weer op het programma te krijgen, maar het was uiteindelijk wachten tot 2009 toen rugby, onder het IOCvoorzitterschap van voormalig rugby-speler Jacques Rogge, de poort weer open kreeg. Zij het dus rugby sevens. ‘Het klassieke rugby is onmogelijk in het olympische programma te verwerken’, zegt Frank Michiels van Rugby Vlaanderen. ‘In principe moeten er tussen iedere wedstrijd vier dagen zijn. Hoe organiseer je dan een tornooi in die beperkte periode van twee weken? De wereldbeker rugby duurt zes volle weken.’ Ruby sevens kan wel. Zelfs in drie dagen, omdat de wedstrijden slechts 2 keer 7 minuten duren en er verschillende per dag kunnen worden afgewerkt. ‘Daardoor is het echt heel aantrekkelijk voor de toeschouwers’, zegt Michiels. Dat klopt: de spurtsnelheid van de dames uit Oceanië is indrukwekkend en omdat er veel meer ruimte is, wordt er ook veel gescoord en ligt het spel veel minder stil. De atleten zijn explosief en moeten een goed recuperatievermogen hebben, want lang op de grond liggen, is er zelden bij.
Zattemansversie
Een andere hinderpaal voor het klassieke rugby is de grootte van de ploegen. Het IOC probeert het aantal atleten op de Spelen wat in toom te houden – hoewel er in Tokio vijf sporten en bijna 500 atleten bijkomen – en dan zijn teams met 22 spelers een handicap. Bij rugby sevens gaat het om twaalf spelers, van wie er (uiteraard) zeven op het terrein staan. Bij het klassieke rugby zijn dat er vijftien. Oorspronkelijk werd de sport in echte rugbylanden wat beschouwd als de zattemansversie van rugby: een beetje flauw, maar de feestjes na de wedstrijden waren wel memorabel voor de spelers in hun rustperiode. Maar eigenlijk niks voor ‘echte kerels’. Dat veranderde toen rugby sevens op het olympisch programma kwam. Het werd al snel een specifieke sporttak, waarbij de echte rugbyspelers soms zelfs naast de selectie vielen. De in Frankrijk spelende Australiër Quade Cooper wilde wat graag naar de Spelen, maar coach Andy Friend was
Rugby sevens is een specifieke sporttak geworden. Klassieke rugbyspelers vallen weleens naast de selectie
onverbiddelijk. ‘Hij is hier gewoon niet goed genoeg voor’, besloot hij de mediaheisa. ‘Ik ga niemand meenemen omdat dat goed zou zijn voor de publiciteit.’ Ook in de States, het land van het American football, ruiken ze medailles. Rugby USA zette in 2013 een achtjarenplan op richting Tokio. Ze deden een oproep in de scholen en richtten op negen plaatsen trainingscentra op. De besten mogen naar het Olympic Training Center in California, waar driehonderd dagen per jaar wordt getraind. ‘ We hebben hier twee indrukwekkende 17-jarigen rondlopen die er zeker bij zullen zijn in Tokio’, zegt Alex Magleby, het hoofd van de Amerikaanse rugby sevens, in The Guardian.