Met een beetje hulp van de competitiedrang
Anatomisch is er nauwelijks een verschil tussen de hersenen van mannen en vrouwen. Maar dat wil niet zeggen dat iedereen tot hetzelfde in staat is.
| Wanneer de chrono wordt ingedrukt, laten we onze ogen over een A3-vel razen. We zoeken cijfers en letters die door elkaar staan en die we in een bepaalde volgorde met elkaar moeten verbinden. Zo snel mogelijk. We horen elk het potlood krassen aan de andere kant van de wand die tussen ons staat – spieken niet toegelaten. Maar dat scherm houdt het geluid natuurlijk niet tegen. Precies zeventien seconden later roepen we zo goed als op hetzelfde moment ‘ Ja, klaar!’. We zijn begonnen met de eerste testreeks die we aan de KU Leuven afleggen om na te gaan tot wat onze hersenen – de ene van een man, de andere van een vrouw – in staat zijn. We zijn uitgerust met dezelfde hardware, zo bleek eerder. Een geavanceerde MR-scanner in het UZ Leuven heeft alleen kleine fysieke verschillen aan het licht gebracht tussen onze brei- nen. De anatomie van wat tussen onze oren zit, zou dus geen excuus mogen zijn voor verschillende prestaties bij tests, zeggen de professoren. En toch. Bij cognitieve testen blijken onze scores sterk van elkaar af te wijken. Wat we met onze hersenen doen, is van meer factoren afhankelijk dan de grootte van bepaalde onderdelen. De testen worden afgenomen in Leuven, onder leiding van de professoren biologische psychologie Hans Op de Beeck en Rudi D’Hooge. Ze onderzoeken bij ons drie vaardigheden: de executieve functies (het vermogen ons gedrag te plannen en aan te sturen), het ruimtelijk inzicht en het visueelruimtelijk geheugen.
Gokken, gommen, zuchten
Bij de ‘trail making test’, waarvoor we cijfers en letters op het vel papier visueel moeten scannen, blijken we grosso modo even snel te zijn. Op twee onderdelen na. Eén waarop Nikolas beter scoorde dan Maxie, en één waarop het omge- keerd was. Op de meest complexe opdracht uit de reeks, waarbij we cijfers en letters alternerend met elkaar moeten verbinden, zijn we wel even snel. Geen echte winnaar of verliezer bij deze test. Een heel ander verhaal is het bij de figuur van Rey. Dat is een onder psychologen populaire afbeelding (zie rechts hiernaast). Anders dan bij patiënten met ernstige hersenletsels, voor wie de figuur werd ontwikkeld, lukt het ons om de figuur zonder aarzelen van het blad over te tekenen. Maar een paar minuten nadat we die tekening hebben ingeleverd, worden we verrast met de volgende vraag: we moeten de figuur, of toch wat we ervan hebben onthouden, opnieuw op papier zetten – het leek ons daarnet inderdaad al te eenvoudig. Voor het eerst tijdens de testnamiddag steekt er druk de kop op. We moeten ons concentreren. De grote lijnen zijn geen probleem en ook de cirkel met drie punten springt snel terug in onze herinneringen. Maar voor de details is het graven. Waren er vier of vijf strepen in dat vlak? Werd die driehoek in tweeën gesplitst door een middellijn? Hoeveel kruisjes moeten er worden getekend? Met een lang gezicht leggen we de potloden neer. We zien allebei dat dit verre van perfect is, maar het lukt gewoon niet om de tekening nog te verbeteren. Later, nadat alle andere proeven achter de rug zijn, krijgen we opnieuw een leeg blad voorgeschoteld. Wetenschappelijk medewerkster Nicky Daniels geeft als allerlaatste opdracht: ‘Teken nog eens de figuur van daarnet.’ De complete twijfel slaat toe. We weten niet wat de ander zich herinnert. Spieken is nog altijd uit den boze. En dus wordt er gegokt, gegomd en gezucht. Achteraf zal blijken dat Nikolas het veel beter deed dan Maxie. Hij zette een figuur op papier die vormelijk op het origineel lijkt en waarin heel wat details kloppen. Zijn score ligt rond het gemiddelde. Maxie ging de mist in en scoorde ondermaats.
‘Teken nog eens de figuur van daarnet.’ De complete twijfel slaat toe. We weten niet wat de ander zich herinnert
De derde proef voeren we uit op de computer van professor psychologie Hans Op de Beeck. We spelen een soort computergame waarbij we in een virtueel doolhof zo snel mogelijk muntstukken moeten opsporen. In de hoeken van de ruimte zijn herkenningspunten aangebracht. Ze staan ook op een papieren plattegrond, die ons moet helpen bij de oriëntatie. De pap in de mond, lijkt het, maar bij geen enkele test zijn onze resultaten zo verschillend als bij deze. Maxie rijdt omwegen, terwijl Nikolas zijn weg vindt in het doolhof en shortcuts neemt. De tijden om het spel af te ronden liegen er niet om. Maxie doet er alles samen 13 minuten en 43 seconden over, Nikolas 6 minuten en 58 seconden.
Gamen vormt het brein
Dat laatste testresultaat komt goed overeen met wat professor Op de Beeck en zijn collega Rudi D’Hooge eerder in een studie aantoonden. ‘ We zagen toen een verschil in hoe mannen en vrouwen de test aflegden. Het begon al in de eerste fase van de test, nog vóór de proefpersonen echt begonnen te rijden: het ronddraaien, rondkijken en keren. Bij de mannen duurde de eerste oriëntatie minder lang dan bij de vrouwen.’ Ook bij ons merken de onderzoekers al bij de start een verschil op. ‘Nikolas leek meteen weg met de navigatie via de toetsen’, zegt Op de Beeck. Speelt daarin mee dat Nikolas, anders dan Maxie, als jongere computergames gespeeld heeft? ‘Zeker wel’, menen de professoren. ‘Nikolas zat meteen aan een hoog tempo, terwijl Maxie eerst moest leren hoe ze met de toetsen moest sturen. Nikolas had duidelijk meer ervaring met dit soort “taken”.’ Iets soortgelijks, zegt professor D’Hooge, zal hebben gespeeld bij de figuur van Rey. Nikolas had de afbeelding jaren geleden al eens gezien en herkende ze direct. Dat gaf hem vermoedelijk voorsprong. Een laatste effect dat een verschil gemaakt zou kunnen hebben: de competitie. Terwijl ze Nikolas aanzette tot betere prestaties, verlamde ze Maxie enigszins. ‘Jullie verschillen zijn zoals we hadden verwacht’, zegt professor Op de Beeck. ‘ Mannen scoren gemiddeld beter op zulke testen. Maar er is statistisch gezien wel een grote overlap tussen de groep mannen en de groep vrouwen. De kans was zelfs vrij groot dat jullie precies omgekeerd hadden gescoord.’ Maar dat was dus niet zo. Misschien is dit wel de meest opmerkelijke vaststelling van de testnamiddag: hoewel onze breinen anatomisch niet erg van elkaar verschillen (of toch niet de onderdelen die belangrijk zijn voor dergelijke proeven), scoort Nikolas op twee van de drie reeksen beduidend beter dan Maxie. ‘De vertrouwdheid van Nikolas met die twee taken, met het gamen en de figuur, heeft waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld’, zegt professor D’Hooge. ‘Dat illustreert heel mooi dat de ervaringen van mannen en vrouwen hun hersenfuncties boetseren. De basisstructuur van onze hersenen wordt bepaald door de biologische constitutie, maar onze ervaringen bepalen hoe ze functioneren.’
Het is een mooie illustratie dat de ervaringen van mannen en vrouwen hun hersenfuncties boetseren