Moeten we allemaal betalen voor kerk of moskee?
In België staat de financiering van de levensbeschouwingen verankerd in de grondwet. LENI FRANKEN vraagt zich af of dat nog van deze tijd is.
‘Men lijkt er stilzwijgend van uit te gaan dat levensbeschouwingen een maatschappelijk belang hebben en dat de overheid die daarom maar moet financieren’
Sinds de onafhankelijkheid in 1830 kent België een bijzonder systeem dat de verhouding tussen kerk en staat vastlegt. Enerzijds is er een scheiding tussen kerk en staat, daarom mag de overheid zich niet inlaten met religieuze aangelegenheden en, omgekeerd, mogen religies zich niet inlaten met bevoegdheden van de overheid. Anderzijds werken kerk en staat samen en kent België een actief ondersteuningsbeleid van erkende levensbeschouwingen: in 1831 waren de israëlitische, protestantse en katholieke eredienst al erkend waardoor ze op overheidssteun konden rekenen, in 1835 kwam daar de anglicaanse eredienst bij. Zo’n anderhalve eeuw later werden er enkele nieuwe levensbeschouwingen erkend en gesubsidieerd: de islam (1974), de christelijk-orthodoxe kerk (1985) en het vrijzinnig humanisme (stapsgewijze erkenning in 1981/1993/2002). Momenteel loopt de procedure voor erkenning van het boeddhisme en ook de Syrisch-orthodoxe kerk en een aantal hindoeïstische groeperingen dienden een aanvraag voor erkenning in. Het erkennings- en financieringssysteem van levensbeschouwingen, grondwettelijk vastgelegd in artikel 181, gaat terug op het concordaat tussen Napoleon en Pius VII (1801) en diende onder meer als compensatie voor de kerkelijke bezittingen en gebouwen die tijdens de Franse Revolutie door de staat waren geconfisqueerd. Daarnaast speelde in 1831 ook het idee dat religie (lees: de katholieke kerk) het algemeen belang dient en daarom aanspraak maakt op overheidssteun.
Contrast tussen islam en de rest
Anno 2016 is dit systeem een complex allegaartje van federale en regionale regelgeving die niet (langer) is afgestemd op de sociologische realiteit: zo krijgt de katholieke kerk nog altijd het leeuwendeel van de subsidies, ondanks de sterke terugval van het aantal katholieken. Recent onderzoek toont aan dat de Vlaamse subsidies (werkingsmiddelen en subsidies voor gebouwen) voor de katholieke kerk in Vlaanderen zo’n 76 miljoen euro bedragen, terwijl dit bedrag voor andere levensbeschouwingen beduidend lager ligt: de islam, numeriek de tweede religie in Vlaanderen (het vrijzinnig humanisme wordt hier niet meegerekend), kreeg in 2014 net geen 350.000 euro aan Vlaamse subsidies (DS 10 augustus), en ook de andere religies moeten het met heel wat minder middelen stellen. Gelijkaardige cijfers zien we wanneer we de federale uitgaven (wedden en pensioenen van bedienaars en afgevaardigden van de erkende levensbeschouwingen) mee in kaart brengen. Zo gaf de Belgische overheid in 2008 in totaal (federaal en regionaal) zo’n 320 miljoen euro uit aan erkende levensbeschouwingen, waarvan de grootste hap (bijna 86 procent) naar de katholieke kerk ging. De vrijzinnigen kregen 8 procent van het totale budget, de protestanten 2,5 en de moslims 2,1. De orthodoxe, israëlitische en anglicaanse erediensten kregen respectievelijk 0,8, 0,4 en 0,2 procent van de koek. Deze verdeling van middelen is
niet (langer) in verhouding met het aantal aanhangers en vooral het contrast tussen de islam en de andere erkende levensbeschouwingen is groot.
De burger bepaalt
In het verleden werd deze ongelijke verdeling van de middelen meermaals aangekaart en werden er verschillende wetsvoorstellen ingediend om het financieringssysteem transparanter, objectiever en billijker te maken. Het leverde nooit iets op. Bovendien wordt het Belgische systeem doorgaans niet principieel in vraag gesteld. Men lijkt er stilzwijgend van uit te gaan dat levensbeschouwingen (nog steeds) een maatschappelijk belang hebben en dat overheidsfinanciering daarom is toegestaan. Maar is dit wel een terechte veronderstelling? Levensbeschouwingen kunnen inderdaad bijdragen tot normbesef en sociale cohesie, en dus tot het maatschappelijk belang, maar je kunt evengoed stellen dat ze een bron kunnen zijn van intolerantie, fundamentalisme en terrorisme. Het is helemaal niet zo vanzelfsprekend om, in naam van het algemeen belang, overheidsfinanciering van levensbeschouwingen grondwettelijk vast te leggen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat slechts een kleine minderheid (13 procent) achter het huidige beleid staat, ter- wijl zo’n 25 procent van de ondervraagden elke vorm van overheidsfinanciering voor levensbeschouwingen afwijst. Zij vinden dat die volledig zelf moeten instaan voor personeel en het onderhoud van hun gebouwen. Om het Belgische systeem ten gronde te optimaliseren, is er meer nodig dan een billijke herverdeling van de subsidies: een substantiele herziening of eliminatie van artikel 181 is noodzakelijk. Principieel zou de keuze voor een ondersteuningsbeleid van één of meerdere levensbeschouwingen moeten worden overgelaten aan burgers, die in het democratische besluitvormingsproces aangeven of ze te vinden zijn voor zo’n beleid. Dit is de gangbare praktijk op het gebied van cultuursubsidies, subsidies voor politieke partijen en subsidies voor sport en recreatie. En zo hoort het ook – tenzij men als overheid vindt dat levensbeschouwingen zo bijzonder zijn dat ze extra grondwettelijke privileges verdienen. Maar in dat geval is er van de scheiding tussen kerk en staat geen sprake meer.