Banaan misschien toch nog te redden
Eindelijk is het DNA ontrafeld van een schimmel die zowat de hele wereldproductie van bananen bedreigt. Tijd voor tegenmaatregelen.
Bananen hebben geen zaadjes. Dat vinden wij lekker, maar het betekent wel dat ze zich niet seksueel voortplanten, en dat je er dus geen nieuwe eigenschappen in kunt kruisen. Alle commerciële bananenplanten zijn identieke kopieën van elkaar. Als er dus één getroffen wordt door een ziekte, bestaat de kans dat de variëteit helemaal uitsterft. Dat is in de eerste helft van de twintigste eeuw al eens gebeurd. De banaan die we toen aten, de Gros Michel, is niet meer. Sindsdien eten we allemaal de Cavendish, die bestand bleek tegen de schimmelziekte die de Gros Michel uitroeide. Maar intussen zijn er twee schimmels opgedoken die de Cavendish kunnen uitmoorden: de Black Sigatoka en de Panamaschimmel. Alleen goede hygiëne – en meer dan vijftig keer per jaar besproeien met niet echt milieuvriendelijke en steeds minder effectieve pesticiden – verhindert voorlopig dat ze de wereld rondrazen. Maar oprukken doen ze. En deze keer is er geen alternatief bananenras in zicht.
Resistentie
In 2012 werd het DNA van de banaan afgelezen. Dat gaf onderzoekers al wat meer inzicht in hoe bananen op schimmels reageren (te zwak). Nu meldt een internationaal consortium, onder leiding van onderzoekers van de landbouwuniversiteit van Wageningen, in Plos Genetics dat ze nu ook het genoom afgelezen hebben van
Pseudocercospora fijiensis, de Zwarte Sigatokaschimmel. Die schimmel doet de bladeren afsterven en laat wat er nog aan bananen rest, zo snel rijpen en rotten dat export onmogelijk wordt. Nu ze de genetische structuur van de schimmel kennen, hopen de vorsers gerichtere diagnose- en bestrijdingsmiddelen te kunnen ontwerpen. Ze kennen nu ook de genetische tekst van het recept voor een schimmeleiwit waarvan ze weten dat een – onverkoopbare – wilde banaan er resistent tegen is. Zodra die banaan dat eiwit ‘voelt’, kapselt ze de schimmel meteen in, waardoor de aanval stopt. Gek genoeg kunnen tomaten dat ook. Tomaten zijn veel beter bestudeerd dan bananen, en het gen dat bij de tomaat voor de resistentie zorgt, is gekend en beschikbaar. Het gen uit de wilde banaan halen vergt nog wat onderzoek (en iemand die daarvoor wil betalen), maar technisch kan dat. De middelen om het in eetbananen in te bouwen zijn er, al jaren.
Producenten wachten af
Maar de consument vindt gentechnologie vies, toch bij zijn eten – bij zijn geneesmiddelen, vaccins of waspoeder is hij minder principieel. Dus kijken de producenten naar elkaar en hopen ze dat de ander eerst failliet zal gaan en dat er op het laatste moment, net als vorige keer, nog een eetbaar maar resistent ras uit de lucht zal vallen. Een voorstel van de leider van het onderzoeksproject, Gert Kema, dat iedereen 1 cent per geëxporteerde kist bananen in een fonds stopt voor onderzoek naar de volgende banaan, hebben ze beleefd aanhoord. Maar ‘gaan met die banaan’ zit er voorlopig nog niet in.