Hoe doe je de rijken bijdragen?
| Hoe doe je rijken meer bijdragen tot de sanering van de overheidsfinanciën zonder dat de economie geschaad wordt? Vermogenden hebben hoe dan ook meer middelen om hun vermogen zo te structureren dat ze fiscaal uitkomen op de weg van de minste belasting.
De kunst voor de overheid is om belastingen te hanteren die makkelijk inbaar zijn, geen aanleiding geven tot betwistingen en de economische activiteit niet vernietigen. Zo zou men moeten beletten dat rijken naar het buitenland verhuizen met het oog op fiscale optimalisatie. Zeker bij een ‘ punctuele’ meerwaardebelasting (bij voorbeeld iemand zijn bedrijf verkoopt) zou iemand in de verleiding kunnen komen om bijvoorbeeld één jaar in het buitenland te gaan wonen, zijn grote (fiscale) slag te slaan, en vervolgens terug te komen.
Bruno Peeters, professor aan de Universiteit Antwerpen en verbonden aan het fiscale advocatenkantoor Tiberghien, pleit voor een meer globale benadering. Vermogenden laten bijdragen, kan via een periodieke vermogensbelasting. In Nederland bijvoorbeeld worden vermogenden jaarlijks belast op een fictief rendement op hun vermogen. Daarop is 30 procent belasting verschuldigd.
Peeters suggereert dat ook in ons land zo’n belasting ingevoerd kan worden, maar dat die gekoppeld zou worden aan de schenkings- en erfenisrechten. ‘Anders krijg je een probleem van dubbele belastingen. Je belast al jaarlijks het vermogen en bij schenking (of successie) zou je nog eens belasten.’ Het idee van Peeters is dat er jaarlijks een vermogenswinstbelasting betaald wordt, maar dat die verrekend kan worden met de te betalen schenkingsrechten bij een schenking of successierechten bij overlijden. Zeg maar een ‘bevrijden- de vermogensbelasting’.
Het voordeel van dit concept is dat wie de Belgische belastingen wil ontvluchten door pakweg naar Portugal of Spanje te verhuizen, niet langer de mogelijkheid heeft om wat hij al in België heeft betaald, te verrekenen in zijn nieuw thuisland. Op die manier zou fiscale vlucht worden afgeremd. Peeters merkt op dat de vermogenswinstbelasting (een andere variant is de vermogensbelasting) op regionaal niveau zou worden geïnd. ‘Want schenking- en successiebelastingen zijn geregionaliseerd.’
Het idee van Peeters is gebaseerd op een al bestaande belasting voor vzw’s. Een vzw blijft in principe eeuwig bestaan (tenzij ze wordt ontbonden). Om die reden betaalt een vzw jaarlijks een belasting van 0,17% op haar vermogen ‘ten compensatie van haar successie’.
Peeters is ook voorstander van een meerwaardebelasting. Net zoals fiscaal advocaat Michel Maus raadt hij aan om breed te gaan. ‘Je moet de verschillende beleggingsvormen gelijk belasten. Of het nu meerwaarden zijn uit kunst, vastgoed, oldtimers, juwelen, goud... De fiscaliteit tussen die verschillende vormen moet neutraal zijn, anders krijg je fiscale arbitrage’, zegt ook Maus.
Peeters waarschuwt dat een meerwaardebelasting in het begin niet veel zal opbrengen. ‘Je kan die niet retroactief invoeren. Meerwaarden uit het verleden blijven buiten schot. Je moet een ijkpunt opstellen vanaf wanneer je begint te tellen. De eerste jaren zal het niet veel opbrengen, maar na verloop van tijd komt de opbrengst op kruissnelheid.’ De voorwaarde is wel dat er effectief meerwaarden gecasht worden. Peeters is er geen voorstander van meerwaarden te belasten die enkel op papier staan.
Blijft het probleem van hoe die verschillende belastingen ingevoerd kunnen worden. Voor een meerwaardebelasting zullen alle beleggingsvormen (de juwelen, de goudstaven, de kunstvoorwerpen....) moeten gewaardeerd worden. ‘ Dat zal aanleiding geven tot veel betwistingen’, zegt Gerd Goyvaerts, fiscalist bij Tiberghien. ‘Een goede belasting is makkelijk inbaar en geeft geen aanleiding tot betwistingen.’ Bovendien kan je al direct beginnen met 1.000 ambtenaren aan te werven om alles vorm te geven, zegt Goyvaerts.
Voor een vermogensbelasting (een jaarlijks percentage op het vermogen of de variant van vermogenswinstbelasting waarbij een belasting op het fictief rendement wordt gehanteerd), zal ook het vermogen in kaart worden gebracht. ‘Bij een overlijden gebeurt dit toch ook? Dus waarom zou het niet kunnen? Laat dan misschien toe dat de kosten die iemand daarvoor moet maken, een aftrekbare kost zijn’, besluit Peeters.