Op 28 januari is het vijftien jaar geleden dat Astrid Lindgren (1907-2002) overleed. Recent verscheen een boeiende biografie over misschien wel de grootste jeugdschrijfster aller tijden. DSL reisde naar haar roots in het Zweedse Småland.
-
tends enkele uren in bed, ging daarna naar kantoor bij uitgeverij Rabén & Sjögren waar ze halftijds werkte als redacteur, en ging dan weer naar huis om ’s avonds verder te werken. ‘Mijn leven loopt als een uurwerk zonder pauze’, schreef ze ooit aan een Duitse vriendin.
Het huis in Näs staat er nog, Zweeds falurood geverfd met witte raamkozijnen en een hoefijzerdak. Het maakt nu deel uit van het bezoekerscentrum Astrid Lindgren’s Näs. Het huis is verrassend klein als je bedenkt dat er ooit drie gezinnen onder één dak hebben gewoond.
De Ericssons bewoonden drie kamers: een keuken waar Hanna elke maand 14 grote en 14 kleine broden bakte die in de schuur onder een dikke laag graan werden bewaard, en waar landlopers altijd konden aankloppen voor een maaltijd - als ze het tenminste fatsoenlijk vroegen. Verder zijn er een zitkamer en een slaapkamer waar ze met z’n zessen sliepen. Voor het raam staat een bureau met vier laatjes: voor elk kind één. In Astrids lade ligt nog steeds een papiertje met onzinwoorden - een liefhebberij die ze al had lang voor Pippi Langkous het woord ‘spoenk’ bedacht.
In de tuin rond het huis hangen schommels en uit de kluiten gewassen hangmatten, er zijn klimbomen voor kleine en grote mensapen, er is een stenen labyrint. Maar het imposantst is de oeroude holle boom waar Astrids broer Gunnar ooit een kippenei in legde dat door uilen werd uitgebroed. Mijn innerlijke kind maakt een sprongetje: ik sta oog in oog met Pippi’s limonadeboom. Lindgren zocht haar inspiratie heel dicht bij huis.
Leeftijdgenoten herinnerden zich Astrid Ericsson als een energiek kind, lenig en altijd in beweging. Ze was op school zo’n uitblinker in opstellen schrijven dat de onderwijzer haar de ‘Selma Lagerlöf van Vimmerby’ noemde. Hij zei het zo vaak dat ze zich vast voornam nooit schrijfster te worden. Nee, ze zou het maken als journalist. Op haar vijftiende ging ze in de leer bij de Vimmerby Tidning, de stadskrant van de succesvolle zakenman Reinhold Blomberg. Astrid was een onzekere, wat melancholische tiener, maar ze was slim en hield de vinger aan de pols van wat er in de wereld veranderde. Het waren de roaring twenties, het vrouwbeeld veranderde. Astrid kwam in de ban van La garçonne, een cultboek van de Franse schrijver Victor Margueritte. Petten, pantalons, stropdassen en colbertjes slopen haar garderobe in en de dochter van het pachtersechtpaar van de pastorie baarde opzien in het 3.500 zielen tellende stadje door haar haar kort te laten knippen.
De wereld lag aan haar voeten, tenminste: als ze niet op haar achttiende zwanger was geraakt van haar hoofdredacteur Reinhold Blomberg, een getrouwde man en vader. De prijs die Astrid betaalde, was hoog: haar zwangerschap moest geheim blijven, Blomberg was in een vechtscheiding verwikkeld. Ze trok naar Stockholm, waar ze een cursus steno en tikken volgde, beviel in Kopenhagen, waar ze de naam van de vader niet hoefde op te geven. Ze moest de kleine Lasse noodgedwongen achterlaten bij een Deens pleeggezin. Een drama dat een stempel op haar ziel drukte en haar schrijverscarrière heeft bepaald. Drie jaar lang had ze slechts sporadisch contact met haar zoontje. In Stockholm leidde ze een armoedig bestaan als kantoorjuffrouw. De voedselmanden die haar moeder haar om de zes weken stuurde, stilden de ergste honger, maar ze voelde zich arm en ellendig. Van het weinige dat ze verdiende, spaarde ‘Lassemama’ wat ze kon om zo vaak mogelijk naar Kopenhagen te kunnen reizen. Het bracht haar hartenpijn en schuldgevoel over de emotionele schade die Lasse opliep. ‘Meer liefde’, schreef ze in 1952, en meer begrip voor de gevoelswereld van kinderen is er nodig. ‘Het lot van de wereld wordt in de kinderkamers beslist.’ Haar hele werk is doordrongen van die overtuiging.
Astrids leven kwam pas in rustiger vaarwater toen ze in 1931 trouwde met haar kantoorchef Sture Lindgren. Ze vestigden zich in Stockholm, mét Lasse, en kregen in 1934 een dochtertje: Karin. Sture blijft in de biografie wat in de schaduw. We vernemen dat hij een bekwaam man was, dat hij in 1944-1945 overwoog