NAZI’S EN FASCISTEN
Nederland is een nazi-overblijfsel, zei de Turkse president zaterdag. Het was bedoeld als een belediging. Want het gaat niet goed tussen Nederland en Turkije. Maar ook de kunst van het kwetsen verkeert in een dipje. Grofheid troef, scheldpartijen bij de vleet. Edoch, treffen de beledigingen doel?
Neem nu het nazisme. Nederland is een land dat er bijzonder onder leed. De bezetting duurde een hongerwinter langer dan bij ons. De Jodenvervolging was genadeloos. Een grote meerderheid van de bevolking vergeeft het de nazi’s nooit. Nederlanders nazi’s noemen is onnozel.
Moeten onze noorderburen zich beledigd voelen? Juist niet. Het schoentje past niet, waarom het dan aantrekken? Draai de zaak om. Wie anderen van nazisme beschuldigt, toont zijn gebrek aan inspiratie. Is boos, maar vindt niet meteen het juiste scheldwoord. ‘ Nazi’ dan maar, een woord dat steeds meer klinkt als een vloek die losstaat van zijn oorspronkelijke betekenis. Zoals ‘godverdomme’. Wie verzoekt het opperwezen nog echt om vervloeking? Haast niemand.
Mooi allemaal. Maar wat als iemand ‘nazi’ roept tegen een nazi? Ook dan is er van een belediging geen sprake. Adolf Hitler zou het zich niet hebben aangetrokken.
We moeten stoïcijnser leven en onze emoties opsparen voor grote momenten. Heb mededogen met wie zegt dat u een nazi bent, want hij openbaart zijn onmacht en woede.
Die woede is juist het probleem. Ze wordt in onze tijd veel te hoog ingeschat, met het argument dat ze van een betrokken levenshouding getuigt, tegen apathie en onverschilligheid ingaat. De kwade mens is de goede mens. In het publieke debat verdrong woede, het zich voortdurend gekwetst en gekrenkt voelen, gaandeweg de ironie die tot het begin van deze eeuw schering en inslag was. Vandaag heet die afstandelijk te zijn, gemakkelijk, laf. Maar klopt dat ook?
Ironie was speels, relativerend, hield niet zelden zelfspot in. Ze gaf mensen ruimte om te denken, om verschillend te denken, om de mening van de andere niet als een morele uitschuiver te zien. De waarheid was groter dan nu. Begrippen werden ruimer geïnterpreteerd. Twee mensen konden allebei voor een rechtvaardige wereld opkomen, maar aanvaardden tegelijk dat ze onder rechtvaardigheid iets anders begrepen.
Dat zie je vandaag minder. Mensen worden gauw kwaad. Met reden, vinden ze. Anderen zijn vlugger dan vroeger nazi’s en fascisten, racisten en seksisten, communisten en nihilisten. We willen meer onversneden waarheid dan vroeger, niet minder. En de waarheid die we willen is de onze. Wij hebben ze in pacht. Wat juist door de toenemende afwezigheid van zelfspot almaar onwaarschijnlijker wordt.
Laat u daar niet door vangen. Beschouw een belediging niet als dusdanig. Als iemand u nazi noemt, begin dan over voetbal. Beantwoord woede niet met woede.
Om de spiraal van geweld te doorbreken? Zeker. Vooral dat. ‘Alles wat u zegt dat ik ben, bent uzelf ’ heeft als formule nooit geholpen. Om de dialoog te heropenen nadat woede hem sloot? Ongetwijfeld. Wie kwaad wordt, zegt tegelijk dat hij geen dialoog wil. Lange tenen leiden tot korte gesprekken. Elk argument is een belediging. Een miskenning van andermans woede.
Maar er is nog een andere reden om op beledigingen niet te reageren: leg geen onnodige bekentenissen af. Als iemand u verwijt een idioot te zijn, en u ontkent dat, dan bent u er een.
Wie ons beledigt, probeert ons te kwetsen. Door ons gekwetst te voelen, bereikt hij zijn doel. Ziedaar een argument voor een stoicijns bestaan. Maar de diepere reden om boosheid te vermijden mag niet zijn dat we anderen onze woede niet gunnen. Dan zitten we er nog steeds te veel met onszelf tussen. Het belangrijkste argument om lankmoedig te leven zit in de ballast die wegvalt, waardoor we met scherpere blik kunnen kijken naar wat echt belangrijk is. Wat precies? Dat bepaalt die scherpere blik. Maar er zijn subtielere gevoelens dan woede.
Moeten we dan alles verdragen? Op die vraag zou ik graag ja antwoorden. Maar alles is veel. Iedereen, ook de meest onverstoorbare mens, stoot op grenzen. Als het over ziekte en dood gaat bijvoorbeeld. Dan dreigt de belediging een daad te worden.
Weerzinwekkend waren de leuzen die Feyenoord-supporters in 1995 schreeuwden tegen toenmalig Ajaxtrainer Louis van Gaal. Kort voordien verloor hij zijn vrouw door ziekte: ‘Van Gaal, die had een kankerwijf.’
Noem mij gerust nazi of fascist, ik zal u hoffelijk groeten. Maar die koren van de Feyenoordsupporters? Meer dan twintig jaar later kookt nog altijd mijn bloed.
Lange tenen leiden tot korte gesprekken. Elk argument is een belediging, een miskenning van andermans woede