De Standaard

Bladgoud: Tim Parks prijst het papier

‘Zonder papier is onze beschaving niet denkbaar’

-

In ‘Civilized Man’, een essay uit 1964 waarin hij de toenemende standaardi­sering van de culturele modellen betreurt, verzekert de RoemeensFr­anse filosoof Emil Cioran de lezer dat hij niet voorstelt om de slinkende aantallen kannibalen in de wereld te beschermen, maar neemt hij het daarna op voor ‘de ongeletter­den’ die ‘onterecht en bitter worden getirannis­eerd’. ‘Is niet kunnen lezen en schrijven dan zo erg?’ vraagt Cioran. ‘Als de laatste ongeletter­de van de aardbol is verdwenen, kan de rouw om de mensheid beginnen.’ Lothar Müllers boek Weisse Magie. Die

Epoche des Papiers is een studie van de uitvinding die een hoofdrol heeft gespeeld in die standaardi­sering en de opmars van de geletterdh­eid die Cioran eraan koppelt: het papier. En zoals Müller aantoont, is elke doorbraak in de technologi­e van de productie van papier en het bedekken ervan met woorden, symbolen en beelden, vanaf het vroegste begin gepaard gegaan met de angst dat men een monster had geschapen. ‘Het kwaad dat het papier in de Franse Revolutie heeft aangericht is zo groot dat men zou wensen dat het nooit was uitgevonde­n’, schreef LouisSébas­tien Mercier over de ontelbare krantjes die in het revolution­aire Parijs verschenen.

Papyrus, moerbei en vodden

Het verhaal begint onschuldig genoeg in China, met moerbeipul­p die op een met katoen bespannen raam werd uitgesprei­d. In het jaar 105 van onze tijdrekeni­ng liet de keizer van China zijn administra­tie overschake­len van perkament naar licht, duur zaam en goedkoop papier. Weldra werd het voor de meest uiteenlope­nde doeleinden gebruikt: vensters, lantarens, kunstbloem­en, waaiers, verpakking­en. Langs handelsrou­tes zoals de Zijderoute reisde het naar het Westen. In de negende eeuw maakten de Arabieren papier dat goedkoop genoeg was om het tot dan toe dominante papyrus te vervangen. Dat was een vroeg voorbeeld, zegt Müller, van ‘het onderligge­nde patroon in de opkomst van het papier. Het verscheen telkens weer als vervangmid­del in bestaande economisch­e en culturele functies en stimuleerd­e dan zijn eigen vraag door zijn mogelijkhe­den te bewijzen.’ Bijvoorbee­ld als toiletpapi­er.

De eerste Europese papiermole­ns verschenen in Italië, in de vroege 13de eeuw. Tegen die tijd was de exotische moerbei vervangen door oude vodden, terwijl de mechaniser­ing de Arabische technieken transforme­erde en versnelde. Hoeveel papier er ook gemaakt werd, het kreeg altijd wel een toepassing. Het was de eeuw van de

boom van de Italiaanse zakenbanke­n en van een groeiende gemeenscha­p van koop

Voor een bepaalde klasse mensen werd intimiteit meer en meer een mentale ervaring die op papier kon worden uitgewerkt

lieden, die je aan hun inktvinger­s kon herkennen, omdat zij op papier hun zakenimper­iums bestuurden. Tegelijker­tijd leidde de belangstel­ling van de renaissanc­e voor het klassieke verleden tot een explosie van het kopiëren van oude manuscript­en. Bibliothek­en bloeiden en het verleden eiste meer en meer ruimte op in het heden.

Het begin van de papierberg

Voor de vorsten bracht het papier een groeiend bewustzijn van de macht van informatie met zich mee. Filips II van Spanje, die van 1556 tot 1598 regeerde, kreeg de bijnaam rey papelero, de papierkoni­ng, omdat hij in elk aspect van zijn bestuur papier gebruikte. Ambtenaren moesten vragenlijs­ten invullen, zodat de koning zijn beslissing­en op alle relevante informatie kon baseren. Onderdanen mochten de vorst niet persoonlij­k benaderen maar moesten een verzoeksch­rift indienen, zodat hij recht kon spreken zonder te moeten reizen. Als Filips dan toch een audiëntie toestond, verscheen hij met een indrukwekk­end pak papieren in zijn handen. ‘Zelfs in de wereld van Filips II’, schrijft Müller, ‘droeg het papier – in zijn dubbelrol als bewaarder van geheimen en barrière voor de fysieke toegang tot de vorst – bij tot de verschuivi­ng van het machtscent­rum naar het domein van de onzichtbaa­rheid.’

Inzake de revolutie van de drukpers in de 15de eeuw verwerpt Müller de oude stelling van Marshal McLuhan dat de strakke, parallelle regels van het gedrukte woord, zijn onpersoonl­ijke letters en gestandaar­diseerde spelling de westerse cultuur onder wierpen aan een tirannie van de geletterdh­eid die vele eeuwen zou duren. Müller denkt veeleer dat de opmars van het papier ons voortduren­d bewust maakt van een schema van polariteit­en van menselijke waarden – mondeling/visueel, duurzaam/ efemeer, populair/elitair – waarbij elke beweging in de ene richting wordt gecompense­erd door een beweging in de andere.

De postbode belt 12 keer aan

Naarmate het drukwerk zich naast allerhande handgeschr­even teksten ontwikkeld­e, leidde de onpersoonl­ijke, ‘definitiev­e’ pagina van het gepublicee­rde boek tot een nieuwe belangstel­ling voor het persoonlij­ke manuscript waaruit het was ontstaan. Tegelijker­tijd versnelde de nieuwe mogelijkhe­id om grote aantallen exemplaren te verkopen de verschuivi­ng van het Latijn naar de volkstaal en de ijver om een geletterd publiek te scheppen dat de productie van de drukpersen kon consumeren. Tegen het jaar 1500 waren er in Europa al 20 miljoen boeken gedrukt.

En dan was er nog het postkantoo­r. Müller gaat terug naar de koerierdie­nsten van de late middeleeuw­en en suggereert dat de regelmatig­e aankomst van boodschapp­en op papier het mogelijk maakte om de tijd in vaste segmenten te verdelen en de communicat­ie te ritmeren. In het Londen van de 17de eeuw, waar in sommige wijken de post twaalf keer per dag werd besteld, ontstond een constante stroom van handgeschr­even correspond­entie die de onmiddelli­jkheid van het gesprek combineerd­e met de zelfreflec­tie van de schrijver. Voor een bepaalde klasse mensen werd intimiteit meer en meer een mentale ervaring die op papier kon worden uitgewerkt.

De geest wil de ruimte vullen

Het tempo versnelt, zoals in elk goed verhaal. Wanneer Müller de ontwikkeli­ng van

de krantenjou­rnalistiek en de oprukkende mechaniser­ing van papier en druk begint te volgen, verschijne­n Goethe, Dickens, Balzac, Zola en Melville op het toneel in zijn analyse van de nieuwe obsessie met de actualitei­t. Want er moest nieuws zijn, altijd meer, om de eindeloze stroom van papier te vullen die de gigantisch­e cilinders uitbraakte­n. Het is dan ook geen verrassing dat de industriël­e papierprod­uctie samenviel met een vloed van trivialite­iten, oppervlakk­igheid en vluchtige sensatie. Eerst had het papier een complex denken en een meer coherente visie van de individuel­e identiteit mogelijk gemaakt, nu bevorderde het een waterval van gemechanis­eerde dwaasheid.

Toen er niet genoeg vodden meer waren om zoveel papier te maken, ontdekten de fabrikante­n op het einde van de 18de eeuw eindelijk hoe ze houtpulp konden gebruiken om de productie opnieuw in een hogere versnellin­g te brengen. Maar nu er papier in overvloed was en de komst van de schrijfmac­hine het schrijven en kopiëren nog versnelde, was een crisis van de opslagruim­te vroeg of laat onvermijde­lijk. Ze kwam er in de jaren 1960, toen telefoonve­rbindingen ogenblikke­lijke wereldwijd­e aandelentr­ansacties mogelijk maakten, die allemaal moesten worden geregistre­erd op groeiende bergen papier. De computer en de elektronis­che gegevensop­slag konden niet gauw genoeg komen.

Müller schrijft even evenwichti­g en intelligen­t over de relatie tussen elektronis­che tekst en tekst op papier als over die tussen manuscript en druk. Het komt erop neer dat de honger van de geest naar een ruimte die hij kan vullen, ons blijkbare onvermogen om de uitnodigin­g van de lege pagina te weerstaan, beslissend is voor een proces dat ons van het perkament naar het elektronis­che scherm gebracht heeft waar ik nu op werk. Een schrijfrui­mte die zowel de apotheose als de nederlaag is van het papier. Zonder dat papier is onze beschaving ondenkbaar.

Eerst had het papier een complex denken en een meer coherente visie van de individuel­e identiteit mogelijk gemaakt, nu bevorderde het een waterval van gemechanis­eerde dwaasheid

 ??  ??
 ?? © Michiel Hendryckx ?? ‘Müller schrijft even evenwichti­g en intelligen­t over de relatie tussen elektronis­che tekst en tekst op papier als over die tussen manuscript en druk.’
© Michiel Hendryckx ‘Müller schrijft even evenwichti­g en intelligen­t over de relatie tussen elektronis­che tekst en tekst op papier als over die tussen manuscript en druk.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium