De gedragseconomie wijst fijntjes op het irrationele gedrag van de mens. Toch leren we daar niet per se uit. ‘Nee, we zijn niet op weg naar een rationele wereld.’
DRIES DE SMET Geef iemand een kopje en vraag voor hoeveel hij dat wil verkopen. De prijs zal een pak hoger liggen dan wanneer je dat kopje aan hem probeerde te verkopen. Zet een gezond en goedkoop voor gerecht op de menukaart naast het duurste gerecht van het res taurant, en plots wordt het meer verkocht. Bied mensen een dienst aan om hun zol der op te ruimen, en plots zijn ze wel geïnteresseerd om hun dak te isoleren. Gedragseconomen laten geen kans onbenut om te wijzen op de irrationaliteit van de mens. Want waar om zou een kopje meer waard worden omdat jíj het bezit? Of zou het voorgerecht waarde voller worden omdat het naast iets duurs staat? Of zou het dak isoleren nu wel interessant worden omdat een kleine premie gegeven wordt?
Met hun inzichten vallen de gedragseconomen de traditionele economische wetenschap aan. Die gelooft immers in de Homo Economicus: elke mens is rationeel, weegt alle opties af en heeft een ingebouwd rekenmachientje om de voordeligste optie te kiezen.
Die gedragseconomie levert al eens een Nobelprijs op. Daniel Kahneman kreeg hem in 2002, Robert Shiller in 2013 en Richard Thaler deze week.
Het zijn leuke weetjes, maar wat heeft de gedragseconomie ons eigenlijk bijgebracht? Iemand die het kan weten, is Werner De Bondt. De 62jarige Belg trok op zijn 24ste naar de Verenigde Staten, waar hij zou blijven plakken. Hij schreef mee aan het meest geciteerde artikel van Thaler. Met hun onderzoek over de beurzen die overreageren op nieuws, vonden ze samen de discipline ‘behavioral finance’ uit.
‘Het begin, dat was letterlijk