Als zoon van een SS’er móést theatermaker Wim Claeys vroeg of laat zijn verhaal vertellen. In ‘Zwartzak’ vechten zijn woede en zijn begrip een moeilijke strijd uit die utopisch eindigt, met het strijken van alle vlaggen.
die episode goed bestudeerd op een filmpje. Zo moet mijn vader dat ervaren hebben. Waarom zou ik de geschiedenis niet mogen weergeven zoals ze was?’
De geschiedenis is deze: de WaffenSS was het Europese leger van de Nazi’s, een geïntegreerd deel van de Schutzstaffel (SS), en medeverantwoordelijk voor massaexecuties, pogroms en de Holocaust. De organisatie ronselde ook nietDuitse vrijwilligers. Zo ontstond vanaf 1941 het ‘Vlaams legioen’: soldaten die tegen het communisme wilden vechten, of ko zen voor het financiële gewin en een onafhankelijk Vlaanderen.
Wim Claeys wil niets vergoelijken. In de middelbare school hoorde hij over de Holocaust, thuis gooide hij het eruit: ‘Sta jij niet stijf van het schuldgevoel en de spijt dat je meegeholpen hebt met een regime dat een miljoen mensen vermoord heeft?’. Zijn vader gaf zijn zoon een beetje houvast, en hulde zich daarna in stilte, voor jaren.
Claeys is ook genuanceerd. ‘Ik heb thuis nooit nazisymbolen gezien. Mijn pa had daar niets mee. Hij was wel fier op het Vlaamse legioen en het berkenkruis. Na de oorlog vormden die Oostfronters een netwerk, omdat ze in elkaars armen gedreven werden: ze zorgden voor elkaar. Kijk, ik heb een goeie jeugd gehad.’
Zwartzak is geen afrekening. De zoon ontslaat zijn pa niet van zijn verantwoordelijkheid, maar herinnert zich ook zijn ouderliefde en zijn gevoel voor humor.
Op zijn zevende werd Claeys lid van het Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ). Logisch, zegt hij: zoals de kinderen van katholieken naar de KSA of Chiro gingen, stuurden ‘zwarten’ hun kinderen naar de VNJ. Hij bleef er tot zijn 21ste, een periode waarin ‘de schellen in stappen van mijn ogen vielen’. Toen hij op zijn 22ste volksmuziek ging studeren in Zweden, begon zijn nieuwe leven.
Op de VNJ is hij erg boos. ‘Ik vind dat ze kinderen misleiden. Steeds die extreme politieke standpunten, die liedjes van de collaboratie. Ik heb jongens hakenkruisen zien knutselen! Neem ik mijn ouders kwalijk dat ik daarheen ging? Ik denk dat ouders daar weinig vat op hebben. Mijn dochters spelen vandaag in de scouts verkrachterke en gescheurde vagina. Moet ik nu zeggen dat ze niet meer mogen gaan?’
Ook de kerk ontsnapt niet. In mooi belichte flashbacks volgen we de groeiende druk op Stefaan Claeys om dienst te nemen als Oostfronter. ‘Het is Rome of Moskou’, stookt de priester. En hij zal zijn diploma als leraar voor niets krijgen. Na de oorlog spreekt dezelfde priester heel andere taal.
En meer dan veertig jaar later ontdekt Wim Claeys dat hij, de nazaat, geen burgerrechten heeft.
‘Ik ben wel bang geweest’, zegt hij. ‘In de jaren 90 heerste na Zwarte Zondag een backlash tegen al wat rechts was. Ik vond dat onrechtvaardig tegenover ons, de kinderen. Maar ik bleef stil. Ik was muzikant geworden: dat was deels mijn ontsnappingsroute.’
‘De Boombals waren mijn antwoord op de volksdansromantiek. Ambrozijn was een antwoord op verkeerde nostalgie, iets waar ik met hart en ziel tegen vecht. Ik zing nu her en der Gentse liedjes. Ik zie daarin iets wat mensen identiteit geeft, en dat hebben ze nodig. Ook vluchtelingen kunnen zich, door mee te zingen, Gentenaar voelen. Nationalisme sluit ik uit, ik sta voor inclusie.’
Het einde van Zwartzak is een utopie. Overal worden de vlaggen neergelegd. ‘Naïef, ja, maar mijn droom’, zegt Claeys. ‘Zwartzak’