De Vlaming houdt van zijn dialect (maar niet van Antwaarps, dat vindt iedereen buiten ’t Stad lelijk)
(maar spreekt het niet meer vaak)
De jeugd kent ze niet meer goed, en vrouwen, journalisten, juristen en leerkrachten spreken al zo graag Standaardnederlands. Maar kom hier, voor een groepsknuffel, want stuk voor stuk zijn wij Vlamingen dol op onze dialecten.
BRUSSEL I We geven het toe. De online taaltest ‘Hoe perfect is uw dialect?’, die De Standaard en het Radio 1programma Hautekiet de afgelopen week hielden, was een lokaas. Wij wilden niet zozeer achterhalen hoevelen onder u weten hoe een WestVlaming zijn ‘boterham’ noemt (98 procent koos correct voor stuute) en of u de gemeente kon raden achter het natte dialectgeluid van onze chef cultuur (Ninove, 33 procent). Nee, alleen een bovenaardse Maasmechelaar of Kortrijkzaan onderscheidt Ninoofs van Aalsters van (Dender)Leeuws. Toch deed u dat allen niet slecht: de gemiddelde score voor de test, waar 91.770 Vlamingen aan deelnamen, was 60 procent. Daarmee verhief de Vlaming zich tot ‘postduif’: van alle dialecten een beetje thuis. Klapklap!
Waar het ons dan wél om te doen was? U voor en na het testje uithoren over uw kennis van uw eigen dialect, en wat het u zou doen als dialecten zouden verdwijnen. En ja, nu we toch de transparante viool aan het bespelen zijn: uiteraard is onze proefgroep – krantenlezers van De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg, De Gazet van Antwerpen én Radio 1luisteraars – niet helemaal zuiver op de graat, en ja, zo’n taaltest lokt vooral geïnteresseerden. Maar toch. Toch zagen we vijf interessante tendensen.
1. Dialect als knuffeltaal
Vlamingen zijn ronduit verliefd op hun dialecten: 88 procent zou het ‘erg jammer vinden als dialecten zouden verdwijnen’. 79 procent voelt zich verbonden met het dialect van zijn streek, vooral omdat het hem ‘een gevoel van thuiskomen’ geeft (34 procent). Daarnaast zou gemiddeld 72 procent van de Vlamingen ‘het fijn vinden als zijn kind, behalve Stan daardnederlands en tussentaal, ook dialect sprak’. Dat vooral omdat we vinden dat dialecten een taalrijkdom bevatten die niet mag verdwijnen (57 procent). Opvallend: ook van de twintigjarigen ziet 87 procent onze dialecten liever behouden blijven.
‘Mensen staan nu veel ontspannener tegenover dialect dan vroeger’, reageert historisch taalkundige Jacques Van Keymeulen (UGent). ‘Dat kan omdat de standaardtaal nu sterk staat en dialect niet langer als een bedreiging wordt gezien.’ Dat merk je in de cijfers: vooral de groep twintigers tot en met zestigers (gemiddeld 73 procent) zou zijn kind graag ook dialect zien spreken. Bij oudere generaties, die de ABNacties van de jaren 60 bewust hebben meegemaakt, is het enthousiasme kleiner: van de zeventigers is nog 69 procent akkoord met de stelling, van de tachtigers 66 procent, en van de negentigers slechts 62 procent.
2. Dialectrevival = mythe
Hoezeer de Vlaming zijn dialect ook omarmt, zelf handelt hij er niet naar. Een verbazend grote groep van 58 procent geeft weliswaar aan nog dialect te kennen, maar slechts een op de vijf Vlamingen (19 procent) zegt in de praktijk ook echt nog het vaakst dialect te spreken (vaker dan standaard en tussentaal). Bij vrouwen (52 procent kent nog dialect) is het dialectverlies verder gevorderd dan bij mannen (63 procent). En bij de jongeren meer dan bij de ouderen: van de twintigjarigen meldt 41 procent nog dialect te kennen, maar slechts 8 procent spreekt het nog vaker dan standaard en tussentaal. Bij de 1619jarigen is dat 37 versus 5 procent. ‘De resultaten tonen vooral dat dialect wordt gekoesterd als erfgoed, maar niet meer reallife wordt gebruikt’, stellen AnneSophie Ghyselen en Veronique De Tier (beiden UGent). De Tier: ‘Nostalgie en onze drang om toch ergens onze identiteit uit te drukken, verklaren de grote liefde voor dialect.’
Het dialectverlies bij jongeren, dat blijkt uit onze enquête, is in lijn met onderzoek van taalkundige Reinhild Vandekerckhove (UAntwerpen) in 2012 bij ca. 550 Antwerpse en Gentse scholieren. ‘De afgelopen jaren zou er een dialectrevival op gang zijn gekomen. Wel, dat is een mythe. Er is een culturele revival, kijk naar het succes van tvprogramma’s als Bevergem, maar in de praktijk leven onze dialecten niet op.’ In Vanderkerckhoves onderzoek hadden de jongeren bovendien géén hoge dunk van dialect: liefst 52 procent vond het ‘plat’, 41 procent vond het ‘niet cool’ en 58 procent vond het ‘grappig’. ‘Dat betekent dat dialect bij jongeren iets exotisch heeft gekregen. Dialect is iets van een komische serie.’
3. WestVlaams rules
Je ziet het ook elders in Europa: in de periferie van een land staan dialecten sterker, onder meer omdat er minder mensen uit andere regio’s naartoe trekken, én omdat hogeropgeleiden (verspreiders van de standaardtaal) er vaker wegtrekken naar het centrum. Voor Vlaanderen is WestVlaanderen het reservaat waar dialecten nog in veelvoud rondtjolen. 78 procent van de WestVlamingen zegt nog dialect te kennen. Bijna alle WestVlamingen (92 procent) zouden het jammer vinden als dialecten zouden verdwijnen. Ze voelen zich ook het meest verbonden met hun dialect (87 procent versus het Vlaamse gemiddelde van 79 procent) en willen het graag aan hun kinderen doorgeven (81 procent).
Maar: anders dan vaak gedacht, toont onze enquête dat dialecten in (Belgisch)Limburg, dat andere perifere gebied, bijna even zwak staan als in Antwerpen, OostVlaanderen en VlaamsBrabant (topregio qua dialectverlies): 54 procent zegt nog dialect te kennen, versus 78 procent in WestVlaanderen en 58 procent in geheel Vlaanderen. ‘Mogelijk heeft dat te maken met de mijnen’, stelt Ghyselen, ‘Limburg kende meer – zij het externe – migratie dan WestVlaanderen.’
4. Antwerps lelijkst
Wat u het mooiste dialect vond? Daar getuigde uw antwoord van gezond chauvinisme: het eigen dialect (17 procent) won het van het Gents (15 procent). ‘Wat mensen vinden van een taal, hangt nauw samen met wat ze vinden over de sprekers ervan’, zegt taalkundige Stef Grondelaers (Radboud Universiteit Nijmegen). ‘Gentenaars vinden we sympathiek, Antwerpenaren arrogant.’ Ook u koos Antwerps als lelijkste dialect (21 procent), Aalsters belandde op de tweede plek (9 procent). En al zijn WestVlamingen dol op hun eigen dialecten, voor het Antwerps halen ze de neus op: liefst 35 procent stemde tegen. Extra sneu voor die arme Antwerpenaren: door iedereen arrogant bevonden, maar zelf stemden ze het tolerantst van allemaal: 30 procent wilde geen lelijkste dialect nomineren.
5. De standaardtaal leeft!
Laatste opvallende resultaat: 80 procent van de Vlamingen vindt van zichzelf dat hij standaardtaal beheerst (in Limburg zelfs 91 procent). ‘Uiteraard is dat geen bewijs dat zoveel Vlamingen ook wérkelijk Standaardnederlands spreken’, zegt AnneSophie Ghyselen. ‘Maar in tegenstelling tot wat veel doemdenkers denken, toont het wel dat er in Vlaanderen helemaal geen allesmagsfeertje heerst. Dat betekent dat het ideaal van een standaardtaal nog leeft in Vlaanderen.’
Intussen aaien en strelen we onze dialecten als een nest zeldzame katjes. Geert Dehaes, directeur van Be.brusseleir, legt uit waarom: ‘Wat zo mooi is aan dialecten, is dat je er een harde boodschap veel zachter in kunt overbrengen dan in het Standaardnederlands. Dat je er je eigenheid in kwijt kunt, zoals wij Brusselaars onze zelfspot. Een dialect is meer een mentaliteit dan een taal. De analyse van de test werd uitgevoerd door dataminingbureau Clever.
‘Voor jongeren is dialect is iets van een komische serie’ REINHILD VANDEKERCKHOVE Taalkundige UAntwerpen