De Ronaldo van de eurozone
De Portugees zal vanaf januari in de voetsporen treden van Jeroen Dijsselbloem.
RUBEN MOOIJMAN
BRUSSEL I Economisch onderlegd, vaardig in het Engels, aimabel in de omgang en behorend tot de sociaaldemocratische poli tieke familie. Ziedaar de adelbrieven die de Portugees Mário Centeno (50) de felbegeer de positie aan het hoofd van de eurogroep hebben opgeleverd. Verbazing hoeft dat niet te wekken: het profiel komt behoorlijk goed overeen met dat van zijn voorganger Jeroen Dijsselbloem – al kan de wat stijve Nederlander bezwaarlijk aimabel genoemd worden.
Centeno was de favoriet voor de functie, waar drie van zijn collega’s ook voor hadden gekandideerd. Maar de ministers van Financiën van Luxemburg, Slovakije en Letland beschikten over aanmerkelijk min der steun bij de negentien leden van de eu rozone. Zijn politiek profiel speelde in Centeno’s voordeel – de sociaaldemocratische familie maakt aanspraak op deze topjob omdat de christendemocraten al genoeg andere machtige Europese functies in handen hebben. Bovendien had hij de steun van een aantal zuidelijke lidstaten, wat voor een kandidaat uit een klein land onontbeerlijk is. Maar bovenal heeft Centeno als minister een uitstekende staat van dienst – in die mate zelfs dat de toenmalige Duitse minister van Financiën Wolfgang Schäuble hem in mei de eretitel ‘de Ronaldo van de eurogroep’ verleende. Een verwijzing naar Centeno’s landgenoot die vorig jaar werd uitgeroepen tot de beste voetballer ter wereld.
Centeno is geen raspoliticus. Hij heeft de politieke arena nog maar enkele jaren geleden betreden, en bracht het grootste deel van zijn carrière door bij de Portugese centrale bank. Daar werd hij in dienst genomen nadat hij aan het Amerikaanse Harvard had gedoctoreerd in de arbeidseconomie. Hoewel hij zichzelf volgens een portret op de Portugese nieuwssite Visão als linksliberaal beschouwt, werd hij in 2014 door de socialistische partij aangezocht als adviseur voor het economische programma waarmee de huidige premier António Costa de verkiezingen zou winnen. Het was niet meer dan lo gisch dat hij Centeno als minister van Financiën in zijn linkse minderheidsregering zou opnemen.
Costa en Centeno hebben sindsdien een opmerkelijk parcours afgelegd. Ze hebben Portugal van het Europese schuldenstrafbankje af geholpen en het vertrouwen van de financiële markten herwonnen, maar tegelijk ook enkele van de hardste bezuinigingsmaatregelen van de vorige regering teruggedraaid. Sindsdien behoort Portugal tot de snelste groeiers in de eurozone. Dat Centeno daarbij op geen enkel moment twijfel liet bestaan over zijn toewijding aan de Europese begrotingsdoelstellingen, wekte het nodige vertrouwen om hem de voorzittershamer in handen te geven.
Het enige vraagteken in verband met zijn benoeming is of hij over voldoende diplomatiek talent beschikt om de vaak uiteenlopende visies over de eenheidsmunt met elkaar te verzoenen. Dijsselbloem, met zijn combinatie van Duitse Gründlichkeit, Brits flegma en Hollandse nuchterheid, was daarin bijzonder bedreven. Centeno zal zich wat dat betreft nog moeten bewijzen.
Gevraagd naar advies voor zijn opvolger, wie dat ook zou zijn, antwoordde Dijsselbloem vorige week: ‘Niet achteroverleunen. De zaken gaan goed, de banken staan er beter voor, de economie verbetert. Politici doen het dan wat rustiger aan, maar er ligt nog enorm veel werk op de plank. We moeten nu het dak repareren.’ Centeno kan het in zijn oren knopen.
Centeno is geen raspoliticus. Hij bracht het grootste deel van zijn carrière door bij de Portugese centrale bank