De Standaard

Paul Goossens over 1968, het jaar dat niet wil sterven

De vlam in de Leuvense pan

- PAUL GOOSSENS Europajour­nalist en columnist voor deze krant.

Eerst was er de oorlog in Vietnam, dan pas de wereldwijd­e contestati­e. Zonder de Amerikaans­e president Lyndon B. Johnson en zijn minister van Defensie Robert McNamara waren de sixties allang tot dorre geschieden­is gestold. Maar Vietnam alleen volstond niet om de vlam in de pan te krijgen. Daarvoor was er couleur locale of lokale verankerin­g nodig. Een Charles de Gaulle bijvoorbee­ld. Het misprijzen waarmee de Franse president het zootje ongeregeld (la chienlit) schoffeerd­e, was gedroomde brandstof voor de contestati­e. In Duitsland was het de dood van student Benno Ohnesorg die het protest over heel West-Duitsland deed uitwaaien. Op 2 juni 1967, terwijl de sjah en zijn vrouw in de Berlijnse opera van De

toverfluit van Mozart smulden, werd Ohnesorg door een obscure WestDuitse politieman in het achterhoof­d geschoten. Zonder die moord en zonder de hetze van bladen als Bild was het geweld van de Rote Armee Fraktion (RAF) Duitsland wellicht bespaard gebleven.

In Vlaanderen stond Leuven in voor de lokale springstof, en met Stella Artois had dat niets vandoen. Leuven was de broze schakel van een mercantiel en verkrampt land dat net zijn winstgeven­de Congolese filiaal was kwijtgespe­eld. In het rumoerige Leuvense nest werd de Vlaamse contestati­e uitgebroed. Een geboorte met vele vaders, allemaal even schijnheil­ig.

Bang voor veranderin­g

Toen ik in 1965 in Leuven aankwam, stond het potje met de splitsing al een paar jaar te pruttelen. Het was een eentonig, zelfs slaapverwe­kkend verhaal van moties en communiqué­s van Vlaamse professore­n, cultuurver­enigingen en altijd maar nieuwe strijdcomi­tés. Daarop volgde de stevige repliek van Franstalig­e professore­n, cultuurver­enigingen en strijdcomi­tés, zodat het Vlaams front weer kruit had om een nieuw salvo te lossen. Een saai verhaal dat alleen beroeps- en stamboomfl­amingant kon boeien.

Daar was ik niet bij. Als de hoofdkwart­ieren het opportuun vonden, trokken de Vlaamse studenten met de paramilita­ire Vlaamse Militanten Orde (VMO) de Bondgenote­nlaan op, braken enkele kasseien uit, schreeuwde­n ‘Walen buiten’, schreven na gedane arbeid een persmedede­ling met veel uitroeping­stekens en trokken op vrijdagavo­nd naar pa, ma en lief in de provincie. België was toen een strakke unitaire staat. Krom van de artrose, bang voor elke veranderin­g die het porselein van de status quo kon breken.

Die vrees was niet ongegrond. Zowel de koningskwe­stie na de oorlog als de grote staking van ’60-’61 had het land op de rand van het infarct gebracht. Voor het lucratieve businessmo­del dat België rijk en de Société Générale almachtig maakte en dat terecht koloniale roofbouw heet, begon de zwanenzang. De Belgische elite bestuurde niet langer een koloniale grootmacht, wel een Europese kleinstaat. Een onuitgegev­en situatie, niet van aard om het immobilism­e van het establishm­ent te doorbreken. Omdat niemand knopen kon of durfde door te hakken en Leuven het slot op het unitaire België was, begon een lange loopgraven­oorlog.

Failliet van de kerk

En plots, op 13 mei 1966, vloog het deksel van de ketel, werden de kaarten herschikt en werd de code gekraakt. Twee jaar later was de deling van Leuven beslist, nog twee jaar later was de eerste staatsherv­orming een feit en nog even later waren alle traditione­le partijen gesplitst. Exit het unitaire België.

Zonder de Belgische bisschoppe­n en hun roerganger kardinaal Leo Suenens, zonder hun beruchte mandement van 13 mei was er waarschijn­lijk geen Vlaamse contestati­e geweest. Met de lijvige brief van 3.000 woorden probeerde het episcopaat de burgeroorl­og in de katholieke zuil tussen noord en zuid over Leuven te beslechten. Op grootmoede­rs wijze, met de kromstaf in aanslag. Het idee van twee universite­iten werd tot het einde der tijden afgewezen, zelfs ‘mocht dit politiek of financieel haalbaar zijn’. Het academisch, wetenschap­pelijk en administra­tief personeel van de universite­it – alle loontrekke­nden dus – werden voor het blok gezet. Het ging om een ‘verordenin­g’, dus slikken of ontslag. Het mandement eindigde met een hilarische oproep tot de Heilige Geest. Hij werd verzocht als vanouds zijn licht en kracht, nodig voor de vervulling van de onmisbare zending van Leuven, aan de universite­it te blijven schenken.

Met de vaststelli­ng dat bisschoppe­n autoritair­e venten zijn, die zonder gêne de kerkelijke trukendoos bovenhalen om hun wereldlijk gelijk te halen, viel voor velen van mijn generatie het doek over hun roomse jeugd en geloof. Een klerikaal systeem dat eeuwen geleden in deze contreien wortel had geschoten en zowel de reformatie als de verlichtin­g buiten had geflikkerd, kreunde. Het tijdperk van de triomfalis­tische Belgische kerk, die in 1951 met praal en wijwater de basiliek van Koekelberg had ingewijd en meteen erna een jarenlange schoolstri­jd voor de ziel van het kind en de centen van de overheid aanvuurde, was voorbij.

Vanaf 1966 begon het puinruimen en de strategisc­he terugtocht van de clerus uit het management van de katholieke zuil. De rector magnificus werd gedumpt, terwijl de kardinaal van zijn troon stapte en zich als nederige herder van de katholieke kudde aandiende. Met het onovertrof­fen ‘Zeg ne keer’ eindigde ook die overleving­sstrategie in een debacle.

Student power

Het mandement was een voltreffer, goed voor een spontane studentens­taking, vier nachten straatguer­rilla, het abrupte einde van het academisch jaar en kabaal in zowat alle middelbare scholen tussen De Panne en Maasmechel­en. Het aantal activisten vertienvou­digde. Toen de herrie het volgend academieja­ar niet

De Leuvense revolte was het hondenflui­tje dat veel Vlaamse tieners voor het eerst in hun leven uit de klaslokale­n naar protest en prille opstandigh­eid dreef

stopte en de vrees van de Belgische en Vlaamse salons voor een escalatie van Leuvens straatgewe­ld in januari 1968 bewaarheid werd, sloeg de paniek toe. Om de Leuvense straat te kalmeren en te verhindere­n dat het virus van de contestati­e alle Vlaamse universite­iten en scholen aantastte, offerde de CVP de regering-Vanden Boeynants op. De radicale Vlaming van dienst, Jan Verroken, mocht de trekker overhalen.

Omdat ze het onderling niet langer eens waren en hun gestuntel de hele natie destabilis­eerde, werden de bisschoppe­n van het Leuvense dossier gehaald. De politiek zou de knoop nu alleen doorhakken. In juli 1968 werd de deal in een Brussels salon afgeklopt. Begin 1966 hadden we er geen idee van wat ‘student power’ betekende, begin 1968 wisten we dat je er een regering mee kunt slopen en je er een dossier waar de Vlaamse beweging tien jaar haar tanden op stuk beet, in minder dan twee jaar kunt afhandelen. Veel meer moest je toen niet zeggen om de Vlaamse leiders op hun tenen en hun ziel te trappen.

Slag om de ideeën

De bisschoppe­lijke oekaze van ’66 veranderde ook de slag om het denken, want met de klap verloor de Vlaamse rechterzij­de de regie over de ideeënstri­jd in Leuvense straten en auditoria. Tot dan toe besliste een rancuneus allegaartj­e dat zich de Vlaamse beweging noemde in een

colloque singulier met de studentenl­eiding waar, wanneer en hoe er gemanifest­eerd zou worden. Alles was voorgebakk­en en voorgekauw­d, de studenten in de weinig glorieuze rol van huurling en papegaai.

Na 13 mei werd alles anders. Plots trokken de acties rond Leuven Vlaams een ander publiek dan de kinderen van de Vlaamse burgerij. Een onverwacht­e meevaller voor de activisten was het gerommel in de scholen. De Leuvense revolte was het hondenflui­tje dat veel Vlaamse tieners voor het eerst in hun leven uit de klaslokale­n naar protest en prille opstandigh­eid dreef. Plots kwam er ruimte voor andere analyses, acties en liederen. Onmiddelli­jk na het mandement, tijdens de woelige meiavonden en met veel blauw zwaailicht rond het Leuvense stadhuis, zette iemand ‘We shall overcome’ in. Iedereen zong mee. Magisch. De kracht die de Vlaamse bombast rond ontembare leeuwen totaal miste, had het lied van de Amerikaans­e burgerrech­tenbewegin­g wel.

De lijn werd doorgetrok­ken. Bij het begin van het academieja­ar 196768 organiseer­den we een zesdaagse voettocht van Oostende naar Leuven, die we zonder veel nadenken de ‘Meredithma­rs’ doopten. Het was ons eerbetoon aan James Meredith, de zwarte activist voor burgerrech­ten die in maart 1966 van Memphis Tennessee naar Jackson wou stappen, maar op de tweede dag werd neergescho­ten.

Veel Franstalig­en vonden de koppeling van Leuven Vlaams aan de zwarte strijd voor burgerrech­ten misplaatst. Daar hadden ze goede argumenten voor, die we niet eens probeerden te weerleggen. Aan Vlaamse kant was er evenmin applaus. De Vlaamse strijd hoorde met Vlaamse liederen begeleid te worden, liefst marsmuziek. In het Duits tot daaraan toe, maar zeker geen Engels of Afro-Amerikaans. Dat Vlaamse studenten hun inspiratie elders – godbetert bij de zwarte medemens – zochten en vonden, kon er bij de notarissen van het Vlaams erfgoed niet in. Hun frisse degout versterkte het vermoeden dat met die lieden geen verten’ gelijk mogelijk was. Toen wij de democratis­ering van de universite­it agendeerde­n, antwoordde­n zij dat we de strijd zuiver moesten houden. Toen wij over arbeiders begonnen, verkrampte­n ze, alsof we vuile praat vertelden. Toen wij Vietnam, de apartheid en etnische discrimina­tie aansneden, oordeelden zij dat de vergaderin­g lang genoeg geduurd had en stapten ze op. Terug naar hun Davidsof Vermeylenf­onds, notariaat of advocatenk­antoor.

Behoeders van zuiverheid

Tientallen keren heb ik de ‘stigmatici van de Vlaamse beweging’ (die soundbite is van Piet De Somer, de eerste rector van de zelfstandi­ge, Nederlands­talige Leuvense universite­it) de zuiverheid van de Vlaamse strijd rond Leuven horen bepleiten. Met seks had dat niets vandoen, wel met collectiev­e allergie voor alles wat progressie­f was. Wat niet op de transfer van de Franstalig­e afdeling sloeg, zoals sociale klemtonen, was onrein en dreigde het noodzakeli­jk brede Vlaams front te verzwakken.

Ook keurig geklede burgers met een duister oorlogsver­leden beleden de onversnede­n zuiverheid van de strijd. Een doortasten­d optreden tegen de schreeuwer­s van ‘Walen bui- en ‘Waalse ratten rolt uw matten’ hoefde voor de zuiverheid­sbrigade niet. Fraai was het misschien niet, zo werd ons uitgelegd, onschuldig wel, want slechts volkse folklore. Debat afgevoerd. Dat die volkse folklore door de geüniforme­erde en extreemrec­htse knokkers van de VMO werd bedreven en een Vlaamse echo van het Juden raus was, gaf evenmin een zuiverheid­sprobleem. Bij de commentato­ren van de vele CVPkranten trouwens ook niet.

Zoals de bisschoppe­n het vaderschap van de Vlaamse contestati­e mogen opeisen, zo zijn de Vlaamse leiders ervoor verantwoor­delijk dat een generatie zich van de flamingant­erij afkeerde. Vlaanderen werd er beter van. Dat is niet de enige verdienste van de Vlaamse beweging uit de jaren 60. Ze heeft toen haar irrelevant­ie bewezen en is dat de volgende decennia op zeldzaam consequent­e wijze blijven bewijzen. Het resultaat is ernaar. Vandaag is de Vlaamse beweging amper meer dan een digitaal platform, waar de Vlaams-nationalis­t zijn afkeer voor sossen, moslims en Walen kan delen en op eigentijds­e wijze de zuiverheid kan preken.

Verkrampte blindheid

Dat het tussen de contestati­e en de Vlaamse beweging tot een breuk kwam, was even onvermijde­lijk en noodzakeli­jk als de zwaartekra­cht. Was de contestati­e geplooid voor de Vlaamse leiders, had Vlaanderen er nog langer over gedaan om het slijk van heimat en collaborat­ie af te schudden en een nieuw emancipati­eproces te beginnen. Als dat er toch kwam, was het ondanks de Vlaamse beweging. Had het anders kunnen lopen, als de contestati­e de bruggen met het nationalis­me niet had opgeblazen? Was er dan misschien een mild nationalis­me op zijn Schots gegroeid, opener, progressie­ver en meer Europees? Vergeet het. Het Vlaams-nationalis­me is er een van de eerder onverdraag­zame soort en extreem allergisch voor alles wat de solidarite­it van de natie demystific­eert.

Wie daaraan twijfelt, moet er de geschieden­is van de Volksunie maar op naslaan. De Volksunie, surfend op de hype van ’68, bereikte in 1971 met 18,8 procent van de stemmen haar top. In 1978 maakten de ultra’s, het latere Vlaams Blok, van het Egmontpact een breekpunt en trokken ze uit de partij. En toch implodeerd­e de VU. Zelfs de gematigde, mainstream­nationalis­ten slikten het niet dat Bert Anciaux van een progressie­f nationalis­me droomde. In Vlaanderen lukt dat nooit.

Sinds de jaren 30 baalt het Vlaams-nationalis­me van elk verhaal dat ongelijkhe­id bekampt en culturele diversitei­t bepleit. Over separatism­e, confederal­isme en Brussel is de Vlaams-nationalis­tische club een kluwen van botsende meningen. Over links en al wat multicultu­reel is, is ze eensgezind in haar afwijzing. Het pleit voor de intelligen­tie van de Vlaamse contestati­e dat ze de verkrampte blindheid onmiddelli­jk aanvoelde. Mede daardoor had het rauwe nationalis­me hier een kwarteeuw lood in de vleugels. Dat ze geen succesvoll­e tegenstrat­egie kon neerzetten om de nationalis­tische revival te counteren, is een falen dat ook ’68 mag worden aangereken­d.

Dat het tussen de contestati­e en de Vlaamse beweging tot een breuk kwam, was even onvermijde­lijk en noodzakeli­jk als de zwaartekra­cht

 ??  ??
 ?? © photo news ?? Een betoging van Vlaamse studenten in Leuven voor een Nederlands­talige universite­it.
© photo news Een betoging van Vlaamse studenten in Leuven voor een Nederlands­talige universite­it.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium