De alien, uw vriend
L’étranger, c’est mon ami, zong Raymond van het Groenewoud enkele decennia geleden al. Die vriendschapsband mag uitgebreid worden naar buitenaardsen, zei psycholoog Michael Varnum (Staatsuniversiteit Arizona) op het jaarcongres van de Amerikaanse Vereniging voor Wetenschap.
Sciencefictionschrijvers kiezen nogal eens voor de verhalen waarin contact met buitenaardsen tot conflicten leidt. Dat is nu eenmaal spannender. In Star Wars zie je dan weer caféscènes waar allerlei rare wezens vrolijk door elkaar krioelen. Dat geeft fotogeniekere beelden. En Steven Spielberg maakte zijn E.T. zo schattig dat je wel van hem moest houden. Tegendraadsheid levert ook aandacht op.
Maar hoe mensen nu echt zouden reageren wanneer het bericht komt dat we de eerste aliens ontdekt hebben, daar is bitter weinig systematisch empirisch onderzoek naar gedaan, stelde Varnum vast. Dat ene radiohoorspel van Orson Welles, dat grote paniek veroorzaakte bij de gewone Amerikaan, is wat weinig om statistiek op te doen.
Daarom joeg Varnum een reeks krantenartikelen over mogelijk buitenaards leven (bijvoorbeeld de Nasaaankondiging van ‘Marsmicroben’ uit 1996, en de Trappistplaneten van een goed jaar geleden) door de computer, en liet die het woordgebruik turven. Hij vroeg 500 mensen ook om op te schrijven hoe zij zouden reageren, en hoe ze dachten dat de mensheid zou reageren op de ontdekking van buitenaards leven. Nog eens 500 mensen mochten reageren, ofwel op een artikel over de Marsmicroben, ofwel over kunstmatige microben uit het lab (ze vonden de Marsmicroben leuker).
Besluit: meer positieve dan negatieve emoties als het over buitenaards leven gaat. De vraag blijft natuurlijk: wie waren die duizend proefpersonen, en in hoeverre waren die door aliens geïnfiltreerd?