Hoe een vampier van bloed kan leven
Bloed heeft zowat nul voedingswaarde en is geregeld besmet met virussen en andere ziekteverwekkers. Toch zijn er vleermuizen die ervan leven.
Doe mij maar
Gzonder ijsblokjes graag. raaf Dracula en zijn neefjes uit Transsylvanië hebben het gemakkelijk om van bloed te leven, en nog kieskeurig te zijn over de bron ook (hijgende maagden). Als fictief personage mag je nu eenmaal ietsje meer dan in het echte leven.
Toch zijn er drie zoogdieren die uitsluitend van bloed leven. Voor alle duidelijkheid: de mens is daar niet bij. Het gaat om drie soorten vleermuizen: de gewone vampier (Desmodus rotundus), de ruigpootvampier (Diphylla ecaudata) en de witvleugelvampier (Diaemus youngi). Ga ze niet zoeken in de Karpaten; ze leven uitsluitend in LatijnsAmerika.
Dat de biologen ze alle drie in een ander geslacht hebben geplaatst (zie het eerste woord van hun Latijnse naam), betekent dat ze aardig van elkaar verschillen, maar toch neemt de wetenschap aan dat het drinken van bloed in de evolutie slechts één keer is ontstaan. Het is immers een hoogst bizarre levenswijze.
Bloed bevat voor 78 procent water en voor de rest bijna alleen eiwitten, zo goed als geen koolhydraten, vetten of vitamines en nauwelijks andere voedingsstoffen. Wel zit er veel zout in, veel stikstof
houdend afval en een overdosis van zowat de zwaarst te verteren stof die er is: ijzer. Dat uw stoelgang altijd bruin is, en uw urine altijd geel, komt omdat alle kleurige stoffen die in uw spijsvertering terechtkomen overschreeuwd worden door al het ijzer uit uw versleten rode bloedcellen, dat continu weggewerkt moet worden.
Waar bloed ook meer dan gemiddeld van voorzien is: rondzwevende ziekteverwekkers. Je moet al goed gek zijn om je uitsluitend met bloed te willen voeden.
Marie Zepeda Mendoza en 28 collega’s uit onderzoeksinstellingen uit de hele wereld besloten de gewone vampier eens grondig te vergelijken met nectar, fruit, vlees en insectenetende vleermuizen. Het resultaat staat in Nature Ecology & Evolution.
Wippende genen
De onderzoekers lazen het hele genoom van de vleermuis af (zo’n twee miljard DNAletters; mensen halen drie miljard), plus haar ‘metagenoom’: het verzamelde DNA van alle microben die ze in haar uitwerpselen vonden.
Het genoom van alle vleermuissoorten die ze onderzochten, was ongeveer even groot. Maar dat van de vampier bevatte dubbel zoveel ‘wippende genen’ of transposons: stukjes DNA die gemakkelijk naar een andere plaats in de DNAtekst kunnen springen, en maken dat het DNA van hun eigenaar makkelijker muteert. Met alle risico op schadelijke mutaties, maar met het voordeel van een vlottere evolutie en een snellere aanpassing aan nieuwe omstandigheden.
De wippende genen waren vooral te vinden in de DNAhoofdstukken over immuunrespons, virusbestrijding, vetverwerking en vitamineverwerking. Blijkbaar had de vampier zich sterk aan zijn dieet moeten aanpassen.
Tot die aanpassingen behoren klauwtjes aan de vleugels, een platte muil met lancetscherpe tandjes, gevoeligheid voor infrarood licht (om bloedvaten te zien lopen), nieren die met veel eiwit en zout overweg kunnen, een krachtig immuunsysteem, geen receptoren voor zoet en nauwelijks voor bitter, stollingsremmers in het speeksel.
Net als planten
Wat nog meer opviel: de vampier had heel andere bewoners in zijn darmen dan de ‘gewone’ vleermuizen. Er zaten zomaar even meer dan 280 bacteriesoorten tussen, die bij andere zoogdieren ziekten verwekken maar blijkbaar onschadelijk – misschien zelfs noodzakelijk – zijn in de bloedzuigende vleermuizen.
Wat de darmbewoners precies doen, moet nog uitgezocht worden. In elk geval onderdrukken ze gevaarlijke ziekteverwekkers, breken stollingsfactoren af, en leveren voedingsstoffen die het bloed niet aanvoert. Die maken ze, net als planten, uit CO2 en water.
In bloed zitten heel wat ziekteverwekkers. Je moet al goed gek zijn om je er uitsluitend mee te willen voeden