De Standaard

HOEZO, HISTORISCH­E LOONHANDIC­AP?

- GERT PEERSMAN is hoogleraar economie, verbonden aan de UGent. Wekelijks komt op dinsdag een gezaghebbe­nde economisch­e stem aan het woord.

Volgens het jaarlijkse rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsle­ven (CRB) is de loonkosten­handicap van de Belgische bedrijven verleden tijd (DS 23 januari). Tussen 2005 en 2010 waren de loonkosten nochtans met bijna 6 procent meer gestegen dan in onze buurlanden. Dat was het gevolg van een explosieve stijging van de energiepri­jzen in combinatie met ons systeem van automatisc­he loonindexa­tie. Een dodelijke cocktail voor een exportgeri­chte economie zoals België.

Maar dankzij de indexspron­g, de taxshift en een volgehoude­n beleid van loonmatigi­ng boven op de index in de daaropvolg­ende jaren is de loonkosten­handicap volledig weggewerkt. Dat beleid werd al ingezet onder de regeringDi Rupo, maar het herstel van de competitiv­iteit is een pluim die vooral de regeringMi­chel op haar hoed mag steken. Er is ondertusse­n zelfs opnieuw ruimte voor loonsverho­gingen. Vakbonden en werkgevers hebben in hun sectorakko­orden voor de periode 20172018 namelijk een toename van de lonen met 1,1 procent afgesproke­n boven op de automatisc­he loonindexe­ring.

De vakbonden hebben altijd verkondigd dat de indexspron­g voor de rest van onze loopbaan wordt meegenomen. Werknemers zouden tot aan hun pensioen 2 procent minder verdienen. In de praktijk blijkt dit niet waar te zijn. Zonder de indexspron­g zou de loonhandic­ap vandaag nog steeds niet weggewerkt zijn, waardoor er ook geen ruimte zou zijn geweest voor loonstijgi­ngen boven op de index. Werknemers hebben door de loonsverho­ging met andere woorden de indexspron­g al voor meer dan de helft uitgezweet. Bij de volgende loonopslag zal dat volledig zijn. Een indexspron­g voel je tijdelijk, maar draag je geenszins levenslang mee.

Volgens de werkgevers­organisati­es is het werk nog lang niet af. De evolutie van de loonkosten ten opzichte van onze buurlanden wordt namelijk gemeten sinds het jaar 1996, terwijl er volgens hen nog altijd een historisch­e loonkosten­handicap van ruim 10 procent is die dateert van voor 1996. Dit zou moeten blijken uit het feit dat de uurloonkos­ten bij ons vandaag 10 procent hoger zijn dan die in onze buurlanden.

Net zoals je een indexspron­g niet eeuwig meeneemt, kun je ook geen loonkosten­handicap van ruim 10 procent gedurende meer dan 20 jaar meeslepen. In hypercompe­titieve exportmark­ten is dat niet realistisc­h. Bedrijven met zo’n handicap worden er na verloop van tijd onherroepe­lijk buitengego­oid. Terwijl België wel nog steeds een van de landen is met de hoogste exportrati­o ter wereld. Een loonhandic­ap zou in 1996 ook geleid hebben tot een devaluatie van de Belgische frank, wat niet het geval was. Uit cijfers van de ECB blijkt bovendien dat de winstmarge­s (bruto exploitati­emarges) van bedrijven in de periode 20022008 in België gemiddeld het meest van de hele eurozone zijn toegenomen. Hoe zou dat mogelijk zijn geweest als je op dat moment een forse loonhandic­ap moest torsen?

Het antwoord is dat werknemers die vandaag aan de slag zijn gemiddeld hun hogere uurloonkos­ten compensere­n met een hogere productivi­teit. Als je 10 procent meer goederen produceert dan een gemiddelde werknemer in de buurlanden, dan valt een loon dat 10 procent hoger is perfect te verantwoor­den. De loonkosten per geproducee­rd goed bedragen dan precies evenveel. Individuel­e sectoren kunnen misschien afwijken, maar gemiddeld kun je niet spreken van een historisch­e loonhandic­ap.

Een belangrijk­e nuance is dat dit alleen gaat over de werknemers die vandaag aan de slag zijn. Het Belgische probleem is dat er ook veel werknemers met een lagere productivi­teit zijn die door onze rigide arbeidsmar­kt uit de tewerkstel­lingsboot vallen. In onze buurlanden zijn die wel aan het werk. Je kunt meerdere columns vullen waarom dit het geval is. Om het eenvoudig voor te stellen: in Duitsland zijn zowel de hoogproduc­tieve ingenieur als de minder productiev­e onderhouds­man aan de slag, en hebben die respectiev­elijk hoge en lage loonkosten. Bij ons werkt alleen de productiev­e ingenieur met hoge loonkosten. De uurloonkos­ten en productivi­teit zijn bij ons daardoor ‘gemiddeld’ hoger.

Pas als we erin slagen om ook de minder productiev­e werknemers aan de slag te krijgen tegen loonkosten die in overeenste­mming zijn met hun lagere productivi­teit, dan dalen de Belgische gemiddelde uurloonkos­ten automatisc­h naar het niveau van onze buurlanden. De lage werkzaamhe­idsgraad van minder productiev­e werknemers is de werkelijke historisch­e Belgische handicap die moet worden aangepakt. Werknemers die vandaag aan de slag zijn, hoeven zich daarentege­n niet schuldig te voelen: zij worden niet al twee decennia overbetaal­d, zijn gemiddeld niet te duur in vergelijki­ng met de buurlanden en hebben de loonstijgi­ngen die zijn afgesproke­n in de sectorakko­orden dubbel en dik verdiend.

Een indexspron­g voel je tijdelijk, maar draag je geenszins levenslang mee

Gert Peersman

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium