Dans met het leven
De meeste fotografen eren hun helden met een vlugge Instagrampost. De Brusselse Marie Sordat doet het met een bij momenten zinderende tentoonstelling.
In 1956 publiceerde William Klein het vitale Life is good and good for you in New York: trance witness revels. Twee jaar later volgde Robert Frank met het weemoedige The Americans. In de Verenigde Staten vond geen van beide boeken meteen een uitgever, omdat ze een te grimmig beeld schetsten van respectievelijk de stad en de natie. Bovendien stond hun stijl haaks op de nette, rechtlijnige fotojournalistiek van Life Magazine en het al te simplistische universele mensbeeld van Edward Steichens megalomane tentoonstelling The family of man uit 1955.
De Britse criticus Gerry Badger noemde die nieuwe attitude een ‘stream of consciousness’fotografie, naar analogie met de ‘stream of consciousness’literatuur van de Amerikaanse Beats – niet toevallig schreef Jack Kerouac, een vriend van Frank, de wervelende intro bij The Americans. Volgens Badger waren hun foto’s ruig en rauw, spontaan en urgent, erg persoonlijk en een echo van de onzekere politieke stemming van die tijd – met een stijgende welvaart, maar ook met de angst voor de Koude Oorlog.
De ongeremde energie van William Klein inspireerde de Japanners Daido Moriyama en Takuma Nakahira en hun radicaal vernieuwende, naoorlogse Provokebeweging. Hun foto’s zijn ruw, wazig en onscherp, en moesten bovenal een sfeer overbrengen. In Kleins werk zagen ze een fotografie die niet wilde verklaren, maar een directe beleving was van de werkelijkheid – die voortdurend in beweging is. Moriyama dweepte daarenboven met Kerouacs On the road; hij noemde de roman zijn bijbel.
In onze contreien was het de Nederlander Ed van der Elsken die, eveneens in de jaren 50, dit soort existentiële fotografie beoefende, denk maar aan zijn boek Een liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Prés (1956). Rond dezelfde periode, ook in Parijs en in hetzelfde korrelige zwartwit, fotografeerde de Zweed Christer Strömholm het bohemien bestaan van travestieten en transseksuelen. Allebei voelden ze affiniteit met al wie niet in de maat van de maatschappij liep.
Zielsverwanten
Samen vormen deze fotografen de fond van Eyes wild open, een tentoonstelling over een fotografie die – dixit de baseline – beeft op het netvlies. Stuk voor stuk zijn het helden van curator Marie Sordat, een Brusselse fotografe die in haar eigen werk een soortgelijke toon neerzet. In een weldoordachte scenografie legt Sordat niet alleen de onderlinge verbanden tussen bovengenoemde grootheden bloot, ze illustreert ook mooi de invloed die ze hebben op een hedendaagse generatie van zielsverwanten.
Zo lezen we op de muurtekst hoe Anders Petersen in de school van Strömholm belandde, met aan beide zijden ervan een beeld dat de twee naadloos met elkaar verbindt. Daarnaast hangen twee grandioze naakten van JH Engström, die Petersen als goede vriend en mentor beschouwt. Statig formaat, stoïcijnse uitdrukking, lichtjes flou en badend in gebleekte kleuren. Ze komen uit Trying to dance (2003), misschien wel de beste omschrijving voor dit soort werk: een poging tot dansen met het leven. Soms sensueel en mysterieus, soms donker en beneveld, soms wild en fysiek, soms schokkend en grotesk.
In hun intenties klinken deze fotografen eensluidend: ze laten zich leiden door hun emotie. Het komt recht uit de buik. Fotografie is een manier om zichzelf en de wereld om zich heen te leren kennen aan de hand van intieme beelden.
Michael Ackerman lijkt wel een dwalende geest die zich vastklampt aan zijn geliefden. Lorenzo Castore hanteert de dagboekstijl van Nan Goldin, maar dan in een broeierig Cuba. Alisa Resnik, die workshops volgde bij Petersen en Antoine D’Agata, dompelt zich onder in een Russische nacht vol vale kleuren en schimmige figuren.
En zo volgt de ene intense beeldenmaker op de andere, zo vult de ene de andere aan, in een meeslepende stroom die nu en dan naar adem doet happen. Eyes wild open
Nog tot 22 april in de Botanique, Brussel