DINO’S VAN DE KOUDE OORLOG
De lente zit al in de lucht, maar de bomen zijn nog kaal. Dus valt in het bosje aan de rand van Heerewaarden tussen de dunne takken het broze skelet van een toren duidelijk op.
De rechtopstaande dinosaurus is een van de 17 overgebleven wachttorens die na 1950 in Nederland werden gebouwd om het luchtruim af te speuren naar Russische vliegtuigen. ‘Niets zal de waakzamen voorbij gaan’ was het motto van het Korps Luchtwachtdienst. Onder invloed van de Koude Oorlog werd een netwerk van 276 buitenposten opgericht om de veiligheid van Nederland te waarborgen.
De helft van de wachttorens werd gebouwd op bestaande gebouwen, zoals molens en fabrieken, andere werden in gebruik genomen als vrijstaande torens. Criteria waren een korte bouwtijd, weinig onderhoud en lage kosten. Gekozen werd voor het ontwerp van de architect Marten Zwaagstra en de nv Schokbeton, die een systeem van geprefabriceerde betonnen honingraatelementen hadden ontwikkeld. De mogelijkheid van herbruik voor woon en magazijngebouwen speelde ook in hun voordeel.
Zo werden van 1951 tot 1959 in totaal 138 torens gebouwd, verdeeld in 23 variaties, op een hoogte van 4 tot 32,5 meter. Bij voorkeur met bomen gecamoufleerd, op dijken of in de buitenwijken, zodat de vrijwillige waarnemers ze snel met de fiets konden bereiken. Tot 1964, toen de torens door de nieuwe radartechnologie ingehaald werden, waren de hemelkijkers hier dag en nacht bezig. Ze zaten in paren – vrouwen mochten niet – op het observatiedek, uitgerust met een verrekijker, een plattegrond en een koptelefoon, om het hoofdkwartier en andere stations te waarschuwen voor een Russische aanval.
Niets gebeurde er al die jaren, ze zagen alleen spreeuwen, uilen en wilde ganzen. Als enig hoogtepunt, maar tegelijkertijd een foute observatie, zag in 1958 de observatiepost bij Montfort in Limburg een Russisch vliegtuig dat had deelgenomen aan een Franse vliegshow en op de terugweg naar de SovjetUnie van zijn koers was afgeweken.