‘King was voor zijn dood goed op weg om een paria te worden’
Al die lof voor Martin Luther King, bij de 50ste verjaardag van zijn dood. GARY YOUNGE weet dat het ooit anders is geweest, dat hij op het einde van zijn leven eerder een paria was dan een held en dat zijn gedachtegoed verre van gewenst was.
Dat werd de voorbije dagen verzwegen, merkt Gary Younge
De herdenking, de voorbije dagen, van de 50ste verjaardag van de moord op Martin Luther King Jr. was een orgie van Amerikaanse zelfgenoegzaamheid. Zijn leven en werk werden zo selectief vertekend dat het leek alsof zijn rebellie tegen het establishment door datzelfde establishment met open armen werd verwelkomd. Zijn ‘I have a dream’toespraak en vooral het citaat over zijn droom dat zijn kinderen ‘niet op hun huidskleur maar op hun karakter’ zouden worden beoordeeld, werden keer op keer geciteerd alsof hij nooit iets anders had gezegd.
Tegelijkertijd heeft men opzettelijk en schaamteloos verzwegen dat King vóór zijn dood in 1968 goed op weg was om een paria te worden. In 1966 stond hij bij twee derde van de Amerikanen in een slecht daglicht. Toen hij precies één jaar voor zijn dood in een toespraak de oorlog in Vietnam veroordeelde, sprak het
tijdschrift Life van ‘demagogische laster’ en ‘een scenario voor Radio Hanoi’. Amper een week voor hij werd vermoord, woonde hij in Memphis een betoging voor stakende vuilnismannen bij. Het protest werd gewelddadig, de politie reageerde met de wapenstok en traangas en een jongen van 16 werd doodgeschoten. De pers en de politieke klasse namen King onder vuur. The New York Times schreef dat de gebeurtenissen hem ‘ernstig in verlegenheid’ hadden gebracht. Een stuk in de Dallas Morning News noemde King ‘de aandacht zoekende hogepriester van het geweldloze geweld’ die met zijn ‘reizende circus’ in Memphis ‘de lont in het kruitvat had gestoken’. King was opnieuw in Memphis om de staking te steunen toen hij werd vermoord.
Dat was zijn laatste optreden in de nationale pers tijdens zijn leven, zodat hij als een polariserende en steeds meer geïsoleerde figuur van het toneel verdween. Nog geen week later verklaarde Congreslid William Tuck dat King zijn dood aan zichzelf te wijten had: ‘Hij zaaide onenigheid en strijd tussen de rassen … Wie de kiem van de zonde zaait, zal een wervelstorm van kwaad oogsten.’
Icoon na vallen en opstaan
Nu is de modder weggewassen en hebben de Amerikanen Kings nalatenschap opgepoetst om hem in een nationale schat te veranderen. Toen hij in 2011 op de National Mall in Washington een bijna tien meter hoog standbeeld kreeg, reageerde 91 procent van de Amerikanen (en 89 procent van de blanken) positief. Zelfs Donald Trump prees nog maar enkele maanden geleden Kings ‘nalatenschap van gelijkheid, rechtvaardigheid en vrijheid’.
Kings transformatie van controversieel figuur in icoon is niet zomaar het werk van de tijd, die nega tieve gevoelens en pijnlijke herinneringen doet slijten. De ‘geschiedenis’ maakt geen objectieve selectie van radicale leiders en consacreert hen niet op basis van hun verdienste. Ze gaat bevooroordeeld en wispelturig te werk, op een manier die ons evenveel over de historici en hun tijd vertelt als over de leiders zelf.
De huidige perceptie van King is het resultaat van een langdurige strijd en een strategisch trekken en duwen over de interpretatie van het rassenverhaal van de VS. Blank Ame
rika heeft de formele rassengelijkheid niet zonder slag of stoot aanvaard. Een maand voor de mars in Washington, in 1963, vond 54 procent van de blanke Amerikanen dat de regering van president Kennedy ‘de rassenintegratie te snel doordrukte’. Enkele maanden later veroordeelde 59 procent van de blanken in het noorden en 78 procent van de blanken in het zuiden ‘de acties van de negers om burgerrechten af te dwingen’. In hetzelfde jaar sprak 78 procent van de blanke ouders in het zuiden en 33 procent van de blanke ouders in het noorden zich uit tegen een verplichte plaatsing van hun kinderen in scholen met de helft zwarte leerlingen. Pas in 1995 had een meerderheid van de blanke Amerikaanse burgers geen bezwaar meer tegen gemengde huwelijken.
Blank Amerika leerde King omarmen zoals blank ZuidAfrika Nelson Mandela: met tegenzin
Parks, King & Obama
Het belang van King mag niet worden onderschat, hij was de prominentste, populairste verdediger van de burgerrechten. Wie hem negeert, zou een andere verklaring moeten vinden voor de manier waarop de VS zich bevrijdden van het stigma van de rassenscheiding en zich als een moderne, nietraciale democratie begonnen te zien. Want hoewel de manier waarop de in wetten gegoten segregatie eindigde – met massale betogingen, burgerlijke ongehoorzaamheid en acties aan de basis – niet consensueel was, bereikte het land uiteindelijk een consensus dat er een einde aan moest komen. En er is geen plausibele verklaring te vinden voor de reis van Rosa Parks naar Barack Obama waarin King geen centrale rol speelt – ook al is de kloof tussen de zwarte en de blanke tewerkstelling nog ongeveer even groot als in 1963, zijn de scholen in het zuiden weer aan het segregeren en blijft de welvaartsongelijkheid toenemen.
Blank Amerika heeft geleerd King te omarmen zoals blank ZuidAfrika Nelson Mandela leerde te omarmen: met tegenzin maar ook dankbaar, retroactief, selectief, zonder gratie maar toch oprecht. Want toen de blanken beseften dat hun haat futiel was, had hij een wereld geschapen waarin ze wel van hem moesten houden, omdat het in hun eigen belang was. Met andere woorden, omdat ze geen andere keuze hadden.
Ook voor zwart Amerika was het geen vanzelfsprekende reis. King was altijd populair bij de zwarte Amerikanen, maar niet altijd bij de zwarte politici. Tegelijkertijd botsten de overwinningen van de burgerrechten met de erfenis van eeuwen onderdrukking en met de realiteit van het kapitalisme. Want wat ben je met rassengelijkheid in een land waar economische ongelijkheid diep in het systeem verankerd is? Wat heb je eraan dat je kunt kiezen in welk restaurant je eet, als je de rekening niet kunt betalen?
Antikapitalistische boodschap
Amerika kiest ervoor om zich de man te herinneren die aan de voet van Lincolns standbeeld stond en over een droom sprak ‘met diepe wortels in de Amerikaanse droom’. Maar in de lange, hete zomer van 1967, met rellen in Newark, Cincinnati en Buffalo en tanks in de straten van Detroit, was King, te midden van de Koude Oorlog, naar een kritiek op het kapitalisme geëvolueerd.
In augustus 1967 wees hij op de noodzaak van een herstructurering van de volledige Amerikaanse maatschappij. ‘Waarom zijn er 40 miljoen armen in Amerika? Als je die vraag stelt, stel je de vraag van het economische systeem, van een eerlijke verdeling van de welvaart. Dan stel je de vraag van de kapitalistische economen. Van wie is de olie? Van wie is het erts? Waarom moeten mensen voor water betalen in een wereld die voor twee derde uit water bestaat?’
Vijftig jaar na zijn dood moeten we ons herinneren dat Martin Luther King Jr. een rebel was die niet alleen tegen een vijandig blank Amerika opkwam, maar ook tegen het kapitalistische systeem. We moeten voorkomen dat zijn nalatenschap van haar militante karakter wordt ontdaan en dat men King verandert in de zoveelste illustratie van het vermogen van het Amerikaanse establishment om het tegengif voor zijn eigen gif te produceren.
Dat vermogen en die contradictie kwamen het flagrantst tot uiting in februari van dit jaar, toen fabrikant Ram Trucks tijdens de Super Bowl een opname van een preek van King over de deugd van dienstbaarheid gebruikte om reclame te maken voor zijn vrachtwagens: ‘Gemaakt om te dienen.’
Hij had Kings nagedachtenis niet erger kunnen beledigen. In een ander deel van diezelfde preek spoort King zijn gemeente letterlijk aan om zich niet door slimme adverteerders te laten misleiden. ‘Met hun radde tong sporen ze jullie aan om te kopen … Ze zeggen dat jullie deze of gene auto moeten hebben om de buren jaloers te maken, en jullie trappen erin.’
In deze week waarin vrijwel alle lagen van de Amerikaanse maatschappij King herdenken en zijn betekenis prijzen, is dat misschien wel de belangrijkste boodschap van allemaal.