‘In “Oedipus in Kolonos” herken je duidelijk het verhaalPuigdemont’
Piet Arfeuille bundelt zijn recentste werk voor Theater Malpertuis in ‘Parlervrai’. De zes bewerkingen van bestaande teksten tonen bovenal de eigenheid van de auteur Arfeuille.
‘Waarover niet te spreken valt, moet men eeuwig doorbomen’, klinkt het in Lenz van Piet Arfeuille. In de tragedies van de artistiek directeur van het Tieltse Theater Malpertuis getuigt de taal meer dan eens van een onvermogen tot harmonie. In 2012 bundelde Arfeuille al eens vier klassieke bewerkingen in Schuilkelders en paleizen. Vervolg Parlervrai doet daar zes teksten bij, ingeleid door een verhelderend gesprek met psychiater Dirk De Wachter.
Je kiest steeds bestaande teksten uit, van onder meer Tsjechov en Büchner, om je persoonlijke noodzaak vorm te geven.
‘Ik ben geen schrijver pur sang. Ik begin niet op een wit blad papier maar vertrek maar vanuit bronnen. Van daaruit associeer ik en dat levert dan weer nieuw en eigen tekstmateriaal op. De brontekst is dus van andere auteurs, maar het persoonlijke aspect zit wel onder de keuzes die ik maak als bewerker.’
Via die bronteksten snijd je eerder indirect de grote maatschappelijke thema’s aan. Is die aanpak essentieel voor jou?
‘Van mijn laatste stuk Europa in de herfst wilde ik eerst een documentaire voorstelling maken. Die aanpak begon mij tijdens de voorbereidingen tegen te staan. Het journaal en de televisie zijn de godganse dag al zo expliciet. Daarom behandel ik de grote onderwerpen liever onrechtstreeks. In Sofokles’ Oedipus in Kolonos herken je bijvoorbeeld vrij duidelijk het verhaalPuigdemont: Oedipus verlaat zijn heimat en komt terecht op een andere plaats, mét een politieke agenda. Maar het is interessanter om de conclusie aan het publiek over te laten.’
Ten tijde van je vorige bundeling verkoos je nog beeld boven tekst. Nu valt er voor je personages niet meer aan de taal te ontsnappen. Vanwaar die verandering?
‘Ik denk dat ik nu op een andere manier naar tekst kijk. In 2011, toen ik De zaak maakte, wilde ik iets vertellen met enkel beelden. Ik liep toen een beetje tegen het failliet van de taal aan omdat ik te zeer hoopte om er antwoorden in te vinden. Maar taal houdt zichzelf in stand: voor ieder zwart is er een wit. Daardoor biedt ze nooit de grote helderheid, maar hooguit verschillende perspectieven. Ik denk dat ik me nu heb verzoend met de onvolkomenheid van taal.’
Titels als ‘Herfstsonate’ en ‘Europa in de herfst’ klinken weinig hoopvol. Ligt die hoop voor jou in het ‘parlervrai’, de oprechte er kenning van een leegte of gemis?
‘Ik besef dat mijn teksten niet altijd even vrolijk zijn, maar uit onverwachte zinnen of kleine, mooie gebaren spreekt uiteindelijk wel hoop. En als die er niet is, is er nog altijd de bereidheid om te luisteren die perspectief biedt. Aan het eind van Herfstsonate blijkt dat de moeder, die weggegaan is bij haar kroost, haar auto heeft achtergelaten. “Cadeautje”, concludeert haar schoonzoon. Die scène is tekenend: wat je niet krijgt uitgedrukt in de taal, zeg je met zo’n gebaar.’ ‘Parlervrai’ van Piet Arfeuille, Lannoo, 200 blz., is nu uit.
‘Mijn teksten zijn niet altijd even vrolijk, maar uit onverwachte zinnen of kleine, mooie gebaren spreekt uiteindelijk wel hoop’