De Chinese ooievaar en zijn kinderen
Chinese grootouders lieten een kind van hun dode kinderen geboren worden. Zoiets op één lijn plaatsen met wat adoptieouders doen, geeft volgens ANN VAN EECHAUTE en NICOLE VLIEGEN een mank lopende vergelijking.
Tian Tian is een Chinese jongen wiens embryo, na het overlijden van beide ouders in fertiliteitsbehandeling, tot ontwikkeling werd gebracht door zijn twee grootouderparen. Een fertiliteitsarts van het UZ Brussel wordt geciteerd: dat het lot van het Chinese jongetje ethisch een beetje met adoptie te vergelijken is – net zo min als een adoptiekind groeit het jongetje op in het gezin van zijn biologische ouders. ‘Al zal dit jongetje waarschijnlijk wel bij zijn biologische grootouders opgroeien’ (DS 13 april).
De arts had – hoewel zeer genuanceerd op andere momenten in het artikel – toch beter zijn ethisch comité geraadpleegd alvorens deze uitspraak uit de losse pols te doen. De vergelijking met adoptie gaat op geen enkel vlak op, juridisch, ethisch, noch feitelijk.
Eerst en vooral is er het juridische verschil tussen wat in China kan en wat in België mogelijk is. Deze Chinese jongen is ontstaan op een manier die bij ons juridisch uitgesloten zou zijn. Terwijl adoptie een juridisch bestaand antwoord is op een kind in nood, is dit kind er gekomen op vraag van zijn grootouders.
Kind uit de hemel?
Dit juridische verschil brengt ons bij ethische standpunten die verschillen van land tot land. Een van ons is adoptiemoeder. In het vliegtuig naar huis met haar tweede Chinese adoptiedochter las ze in de krant dat de eerste mannelijke IVFtweeling geboren was in China. Heeft het niet iets bitters dat een land zijn dochters afstaat en tegelijk zo veel moeite doet om nog meer jongetjes op de wereld te zetten? Is het toeval dat Tian Tian, het kind uit de hemel, een jongetje is?
Die ethische component heeft veel te maken met het feitelijke verschil: adoptieouders zijn per definitie niet via een bloedband verbonden met hun kinderen. Ze hebben in hun leven – gedreven door welke ervaringen ook – de diepmenselijke keuze gemaakt om te verzaken aan hun verlangen naar een bloedband. Ze hebben ervoor gekozen te houden van een kind met wie ze niet via genetica verbonden zijn. Terwijl het net die nood aan een bloedband lijkt te zijn wat deze grootouders drijft, net als de onmogelijkheid om het verlies van hun kinderen te aanvaarden.
Bloedbanden zijn belangrijk en houden veel goeds samen. Al te veel belang hechten aan een bloedband maakt kinderen tot het product van een instrumenteel verlangen: de be hoefte aan een nageslacht, waarbij ruimte voor de transcendentie en onvoorspelbaarheid van bijvoorbeeld de ouderlijke liefde en seksualiteit ontbreken, evenals de onvoorspelbaarheid van het leven. Een ouder of een kind kan sterven en dat is een radicaal einde.
Dit kind is niet alleen het kind van zijn ouders omdat het genetisch aan hen toebehoort. Het zou pas helemaal hun kind worden doordat het bijvoorbeeld ook door zijn moeder gedragen en gebaard werd, door zijn vader gekoesterd en toegesproken werd. Een naakte bloedband zonder lichamelijke inbedding in het leven van de ouders wordt gruwelijk.
Zonder nog maar stil te staan bij de rechten en het welzijn van het kind, rijst de vraag hoe de overleden ouders zouden aankijken tegen een postuum kind dat door hun ouders (zijn grootouders) wordt opgevoed. Ook hierin ligt een feitelijk verschil met adoptieouders die (idealiter) niet de leeftijd van grootouders bereikt hebben en geen hand hebben in de ontstaansgeschiedenis van het kind. Dat kind is ontstaan los van hun handelingen en behoeftes. Het kind was er al en is, buiten hun medeweten, zonder ouders komen te staan.
Egoïstische verlangens
Adoptieouders verlangen naar een kind en het is maar goed dat we tegenwoordig de stap tot adoptie niet meer verwarren met naastenliefde. Het kind wordt verlangd, niet geholpen. Juist vanwege dat diepe en wilde verlangen dat je slechts aan alle kanten leert kennen als je in die diepte moet kijken, is het cruciaal dat een degelijke evaluatieprocedure en strenge wettelijke omkadering voor adoptieouders bestaan.
Zouden die er rond het ontstaan van Tian Tian geweest zijn? Dat de grootouders normaal een en ander moeten uitleggen als hij groter is, is duidelijk. Maar misschien niet door deze grootouders die een leugen toevoegen aan zijn leven, over ouders die overzee zijn. Ook dat leren adoptieouders: dat alleen eerlijke en authentieke communicatie met hun kind een optie is, over leven en dood en over waar kinderen zoal vandaan kunnen komen.
Tian Tian lijkt ons allesbehalve een ‘kind uit de hemel’: weinig kinderen zijn dermate het product van grootouderlijke, egoïstische verlangens.
De grootouders vertellen aan Tian Tian nog een leugen, over ouders die overzee zijn