‘Koel de steden af met landbouwgrond’
Door landbouwgrond strategisch in te zetten kunnen we klimaatbuffers creëren en extreme weersomstandigheden verzachten.
In WestVlaanderen gingen landbouwers vorige zomer bijna op de vuist in hun strijd om water. Omdat we de droogste periode meemaakten sinds het KMI de neerslag in ons land begon te meten (1951), legde de provinciegouverneur van WestVlaanderen de boeren een verbod op om hun gewassen te besproeien met water uit de waterlopen. Dat verbod duurde weken. Het zette de zaken op scherp: lange droogtes maar ook extreme hitte en zware overstromingen zullen door de kli maatverandering in de toekomst geen uitzondering meer zijn.
‘We zullen onze ruimte daaraan moeten aanpassen en klimaatbuffers moeten creëren. Landbouwgronden kunnen daarin een belangrijke rol spelen’, zegt Jeroen De Waegemaeker van het Instituut voor Landbouw, Visserij en voedingsonderzoek (Ilvo). Hij presenteert de resultaten van zijn onderzoek vandaag op de studiedag Werken aan een nieuw evenwicht tussen landbouw en klimaat, georganiseerd door Ilvo.
Welke rol kan landbouwgrond spelen?
‘Langs rivieren liggen veel graslanden. Die stromen nu geregeld over. Op die manier worden steden en industrieterreinen beschermd. Maar die graslanden staan onder druk om ook bebouwd te worden. Dat moeten we zeker niet doen. We moeten er integendeel ernstig over nadenken om grasland bij te creëren, om zo extra water op te vangen.’
‘We krijgen ook vaker te maken met hittegolven. In Brussel ligt de temperatuur tot vier graden hoger dan op het platteland, omdat beton warmte vasthoudt. Daarom is het belangrijk de open ruimte rond steden te behouden. Als je op de juiste plekken – rekening houdend met de windrichtingen – landbouwgebieden creëert, krijg je het effect dat koelere lucht de stad wordt ingeblazen, waardoor de stad afkoelt. Het kan ook interessant zijn om die landbouwgebieden toegankelijk te maken voor het publiek, op zoek naar verkoeling. Ik woon zelf in Brussel. Als het extreem warm is, vluchten we ook naar het Zoniënwoud. Waarom niet ook verkoeling zoeken in de open akkers en weilanden aan de stadsrand?’
‘We weten vrij goed hoe we “klimaatslimme” steden kunnen maken maar niet hoe we ons landbouwareaal moeten inrichten’
Geen makkelijke ingrepen.
‘Als we landbouwgebieden willen inzetten om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen, is er wel nood aan een visie op de landbouwruimte. We moeten weten welke gebieden we waarvoor willen inzetten. Graslanden die moeten dienen als buffer voor overstromingen, leg je natuurlijk niet aan op de akkers van bolle heuvelruggen maar in riviervalleien.’
‘We moeten weten waar we landbouwgebieden willen inzetten om iets te doen aan de droogteproblematiek en in kaart
‘We moeten er ernstig over nadenken om grasland bij te creëren, om zo extra water op te vangen’
brengen waar voedselproductie de hoofdzaak moet blijven. We mogen niet in de situatie terechtkomen dat we ons voedsel moeten invoeren omdat we zelf niet meer produceren.’
‘Behalve een visie hebben we ook innovatieve oplossingen nodig. We weten vrij goed hoe we “klimaatslimme” steden kunnen maken – bomen planten, beken verbreden – maar we hebben geen idee hoe we dat landbouwareaal moeten inrichten. Kunnen we, ondanks het ruimtegebrek in Vlaanderen, aan extensievere vormen van landbouw doen? Kunnen we op de landbouwgronden die vaak onder water staan, inzetten op intensieve waterteelten, zoals eendenkroos, als alternatief voor eiwitbronnen zoals soja? Of toch aan veeteelt doen en dan stallen in de hoogte bouwen? Het is belangrijk dat die landbouwklimaatbuffers een dubbele functie krijgen: voedselproductie én klimaatadaptatie.’
Wat wordt de rol van de landbouwer?
‘We moeten de landbouwer meenemen in dit verhaal, want hij is heel belangrijk – een topdownbeleid is uit den boze. Landbouwers moeten ook mee nadenken hoe we dit kunnen realiseren. Elke landbouwer zal ook individueel begeleid moeten worden, want het is niet mogelijk om één model overal toe te passen. Belangrijk is dat we nadenken hoe we hiervan voor de boer een verdienmodel kunnen maken. Landbouwers zullen vergoed moeten worden voor de adaptatiediensten die ze leveren aan de maatschappij. Als ze door hun inspanningen de gevolgen van de klimaatverandering verzachten, profiteert iedereen daarvan.’