‘Ons momentum komt er aan’
Architectuur is vooral iets dat gebruikers moeten kunnen beleven. Daar wordt vaak aan voorbijgegaan, maar voor het bureau Coussée & Goris staat het idee centraal. In ‘Natura naturans’ maken ze een selectie uit tien jaar werk.
Gewoontegetrouw zullen Ralf Coussée (58) en Klaas Goris (57) ook dit jaar niet naar de Biënnale van Venetië gaan. Nochtans staat die in het teken van hun vakgebied: de architectuur. Volgend jaar gaan ze weer wel, als er een editie plastische kunst is.
‘Een kunstenaar exposeert toch ook geen foto, maar zijn kunstwerk zelf’, zegt Klaas Goris, die het duo vertegenwoordigt. ‘Voor een architect is dat iets lastiger. Hij kan niet zomaar een gebouw in een museum zetten. Ralf en ik hebben het moeilijk met een architectuurexpo. Zeker voor ons werk. De meeste van onze projecten liggen in een straal van vijftig kilometer. Je kunt beter ter plaatse gaan kijken.’
Het heeft even geduurd voor ze ingingen op de vraag van het Vlaams Architectuurinstituut om een expo samen te stellen. ‘We hebben ermee ingestemd als een externe curator ze zou samenstellen’, zegt Goris. ‘Het is Christian Kieckens geworden, een architect van de gouden generatie voor wie we altijd veel respect hebben gehad. Hij is de man die ons samenbracht. Ralf werkte in Luxemburg, ik in Wenen. Ondertussen werken we dertig jaar samen, waarvan twintig als vennoot.’
Een typische architectuurexpo is Natura naturans niet geworden. De zaal, normaliter een typische white cube, is deze keer behangen met donkerblauwe doeken. Zo krijgt ze iets sacraals en mysterieus. De objecten zijn er zorgvuldig uitgelicht. Schetsen, plannen en doorsnedes uit de architectuurpraktijk zijn hier niet te vinden.
Het middenplein is ingenomen door een tafelhoge stad, samengesteld uit maquettes van de voorbije tien jaar. ‘Ik had een campo marzio voor ogen’, zegt Christian Kieckens, ‘maar het is veeleer een akropolis geworden.’ De foto’s zijn van MarieFrançoise Plissart, ook weer nadrukkelijk geen architectuurfotografe. Ze kijkt hoe een gebouw werkt, naar de mensen die erin rondlopen, naar de kleuren en de lichtinvallen.
Geleidelijke overgang
‘Ons parcours is er vooral één van schrappen geweest’, zegt Goris. ‘In onze eerste periode deden we alle soorten opdrachten. We deden ze ook helemaal, inclusief interieurs, tot in de kleinste details. Daar zijn we van afgestapt. Het grijpt te veel in. Bewoners moeten een gebouw geleidelijk aan zelf naar hun hand kunnen zetten. We zijn nooit de architecten geweest die van het ene gebouwtype naar het andere sprongen. Bij ons volgde het één geleidelijk uit het ander.’
Algauw hadden Coussée & Goris in de gaten dat industriële gebouwen hen goed afgingen. Vanuit dat vocabularium, met herhaalbare reeksen portieken, hebben ze daarna meermaals gewerkt. Al hadden die projecten amper nog iets te maken met industriebouw. Dat is goed te zien op de maquettes van het recreatiedomein Boerekreek (2007), de Kanaalsite van Wijnegem (2016) en het Zwin (2016).
Een ander bouwprincipe dat als een leidmotief door het oeuvre loopt, is het spel met glazen omhulsels. In het geval van de Elektriciteitscentrale in Zwevegem gaat dat idee al lang mee. Omdat het pas nu aan uitvoering toe is, blijkt hoe letterlijk deze glasjas is: ze staat als een stolp over dit erfgoedgebouw. Voor de verbouwing van het Elektrabelgebouw in Gent (projectnaam Portus) wordt er eveneens gewerkt met een glazen omhulsel dat als een fleece rond een lichaam zit. Nergens was het idee zo aanwezig als in The Edge, een project in Dubai.
De maquette van The Edge torent overal bovenuit. Samen met Pritzkerlaureaten RCR won Coussée & Goris in 2007 de wedstrijd voor dit immens project van bijna 350.000 vierkante meter vloeroppervlak. Maar door de bankencrisis is het bij een idee gebleven. ‘In een kunstmatige duin hebben we een shoppingmall georganiseerd, als een ondergrondse soek. Van daaruit rijzen vijf torens op, die onderling verbonden zijn door een horizontale floating city. Die werpt schaduw op het onderliggende gedeelte.’
Uit dit project blijkt hoe Coussée & Goris zich laten inspireren door plastische kunst. Het ontwerp met zijn vijf torens, die verbonden zijn door een horizontaal volume, refereert aan Soffio di foglie van de Italiaanse kunstenaar Giuseppe Penone. Die maakte een werk op de groei. Hij plantte vijf twijgjes en verbond die met een dwarsvolume. Naarmate ze groeiden tot stevige bomen, stuwden ze het horizontaal gedeelte de hoogte in.
In de plastische kunst koesteren Coussé & Goris nog een grote droom: een museum. De voorbije jaren deden ze ervaring op met de inrichting van galerie Zeno X en de kunstenaarsateliers voor Berlinde De Bruyckere, Michaël Borremans en Mark Manders. ‘Architectuur kent een lange scholing’, zegt Goris. ‘We gaan naar de zestig, ons momentum komt er aan.’
‘Vroeger deden we onze opdrachten helemaal zelf, inclusief interieurs, tot in de kleinste details. Daar zijn we van afgestapt. Het grijpt te veel in’
KLAAS GORIS Architect