Vlaamse verzen in Vlaamse velden
Hun tanks zijn tweewielers, hun munitie is poëzie. Een eeuw na het einde van de Eerste Wereldoorlog fietsen tien moderne oorlogsdichters vier dagen lang door de Westhoek.
‘Lijken lijken op elkaar’, dicht Maud Vanhauwaert voor een kleine groep toeschouwers. Het is een eenvoudige woordspeling maar ze werkt, want de stapel anonieme karkassen die ze wil oproepen zie je meteen voor ogen. Net als de negen andere dichters van IJzer 2018 kreeg Vanhauwaert een oorlogsbeeld waarbij ze een gedicht moest componeren.
Honderd jaar na de Grote Oorlog trekken de dichters met hun oorlogspoëzie en het werk van hun strijdende collega’s langs begraafplaatsen, loopgraven en bunkers. Met de fiets, want als volleerde flandriens krijgen ze vier etappes in de Vlaamse velden voor de wielen geschoven. ’s Avonds volgt telkens een literaire voorstelling met muzikanten als Jonas Winterland en Mauro Pawlowski in een van de herdenkingsmusea.
In het poëtische cycloteam zitten naast Vanhauwaert ook Dichter des Vaderlands Els Moors en Benno Barnard. Voor die eerste twee is de Westhoek bekend terrein, want ze zijn hier opgegroeid. ‘Als kind speelde ik vaak in de loopgraven’, zegt Vanhauwaert. Moors herkent die kinderlijke vanzelfsprekendheid. ‘Wij praatten thuis wel over het slagveld in de buurt, maar pas later leer je de omvang ervan kennen.’
Honderd keer dood
De omvang van de Grote Oorlog is ook op deze tocht onmogelijk te vatten. Het blijft natuurlijk een tikje ironisch om als fietstoerist in volle zon te moeten horen dat moegestreden soldaten hier in hun zomertenue de herfst moesten doorploeteren. Of om te picknicken naast het Koning Albert Imonument in Nieuwpoort, waarvan de muren opgebouwd zijn uit kleigrond en nog restanten bevatten van explosieven en zelfs botten van mensen of paarden.
‘De oorlog is overal, hij is te groot om helemaal te bevatten’, zegt Lotte Dodion, terwijl ze in de WestVlaamse mestgeur laveert. Dodion is artistiek leider van organisator Vonk & Zonen, die ook achter de Dichter des Vaderlandsverkiezing zit. ‘Maar als je honderd keer het woord “dood” laat vallen, hol je het uit. Daarom houden we het liever klein en concreet, zoals in een gedicht van Max Temmerman over twee zusters, waar de oorlog net tussen de regels sluipt omdát hij nauwelijks wordt benoemd.’
Naast eigen werk dragen de dichters zowel Franse, Engelse, Duitse als Vlaamse oorlogspoëzie voor. Gedichten vol luguber realisme en zware klanken, die wegzakken als zompige voeten in de oorlogsmodder. ‘Eigenlijk passeert de hele wereldliteratuur in de Westhoek’, zegt medeorganisator Michaël Vandebril. Maar in tegenstelling tot John McRae en consorten doen Vlaamse oorlogsdichters als Daan Boens en Frans Van Raemdonck bij de meesten geen belletje rinkelen.
‘Dat ligt niet per se aan de kwaliteit van hun werk: Van Raemdonck viel uit de gratie nadat hij – onterecht – door het Vlaamsnationalisme werd gekaapt.’
Poëzie als houvast
Een mogelijke verklaring voor dat gebrek aan naam en faam is dat er aan het front geen tijd was voor literaire vernieuwing. ‘De Vlaamse en Britse war poets die hier vochten, gebruikten vaak traditionele dichtvormen met rijm’, zegt Benno Barnard. ‘Misschien was de vorm van hun gedichten wel hun enige houvast in een wereld die compleet door elkaar werd geschud. Zo bleef er toch iets intact uit hun bestaan van voor de oorlog.’
‘Maar opvallend is dat rond diezelfde tijd in andere landen net heel vernieuwende poëzie ontstond’, vervolgt Barnard. ‘De bekendste Vlaamse dichter van die tijd, Paul van Ostaijen, schreef zijn moderne gedich Max Temmerman, Benno Barnard en Andy Fierens aan de IJzertoren in Diksmuide.
‘Als kind speelde ik vaak in de loopgraven’
MAUD VANHAUWAERT Dichteres
ten niet toevallig in Berlijn.’ Je zou volgens de Nederlander dus de volgende theorie kunnen opperen: hoe verder van het front verwijderd, hoe experimenteler de poëzie wordt.
Wanneer Barnard zijn stelling ontvouwt, zitten we in de schaduw van de IJzertoren, het Vlaamsnationalistische monument bij uitstek. Maar tegenwoordig heeft het dat eenzijdige verhaal in zijn museum wel naar de achtergrond geschoven. Vandebril wijst naar het graf van Frans Van Raemdonck, die volgens de overlevering in 1917 in de armen van zijn broer gevonden werd. ‘Nu liggen de broers Van Raemdonck samen met een Waalse collega begraven. Aan wie dit oorlogsmonument exclusief voor Vlaanderen claimt, vertelt hun graf een mooi tegenverhaal.’
IJzer 2018 van Vonk & Zonen, in samenwerking met Johan Noppen, trekt tot 21 april door de Westhoek.