De pispot is van een vrouw
Dit is geen Duchamp, dit is een Elsa von Freytag
Het gerucht dat een vrouweli jke kunstenaar en niet Marcel Duchamp schuilgaat achter de naam R . Mutt, waarmee de beroemde pispot gesigneerd is, doet al langer de ronde. Duchamp heef t dat zelf overigens in 1917 al geschreven in een brief die in 1982 werd ontdekt. De rest van zi jn leven hield de F ranse kunstenaar echter graag vol dat hij ‘zijn’ urinoir had gekocht in een winkel voor sanitaire voorzieningen in N ew York.
In een ar tikel dat vandaag verschijnt in het Nederlandse kunstmagazine See All This halen vier prominente, internationale we tenschappers en kunstcritici de versie van Duchamp onderuit. ‘Toen ik alle bewijzen op een rijtje zette, wist ik het zeker: Elsa (von FreytagLoringhoven) heeft Fountain gemaakt ’, zeg t T heo Paijmans, de auteur van he t artikel. Hij noemt de m ythe die Duchamp zelf gecreëerd heeft ‘één grote coverup’ omdat de belangen in de kunst wereld te groot waren om toe te ge ven dat een vrouw de auteur van dit belangrijke kunstwerk was.
Professioneel schaker
New York, 1917. Marcel Duchamp woont sinds twee jaar in Amerika en houdt zich op in een bonte kring van avantgardekunstenaars en dadaïsten. Zelf heeft hij naam gemaakt met kubistische schilderijen, zoals Nude
Descending a Staircase, No.2, dat een schandaal veroorzaakte in 1913. Maar vier jaar later houdt Duchamp zich nauwelijks nog bezig met kunst. Hij wil he t proberen als professioneel schaker en is ook medeoprichter van de Socie ty of I ndependent Ar tists. Op hun eerste tentoonstelling begin 1917 duikt de mysterieuze pispot op.
Het urinoir leidt zelfs tot t weespalt in het bestuur van de Independents. H et werk wordt ge weigerd. Daarop neemt Duchamp ontslag en neemt de pisbak mee. Alfred Stieglitz maakt er een paar foto ’s van.
Die foto’s bieden een aantal aanknopingspunten. Zo is er een adres in Philadelphia te zien dat ver wijst naar het tijdelijke onderkomen van Louise Norton, een kunstenares die bevriend is me t Duchamp. Het lijkt onlogisch dat de Fransman het werk onder een valse naam vanuit Philadelphia heeft opgestuurd, terwijl hijzelf in New York woont.
Zelf geef t Duchamp me teen toe dat niet hij, maar een van zijn vrouwelijke k ennissen he t urinoir heef t ingezonden. In een brief aan zijn zus schrijft hij op 11 april 1917: ‘ Een van mijn vriendinnen heef t onder een mannelijk pseudoniem, Richard Mutt, een porseleinen urinoir als sculptuur ingezonden. ’ En verder: ‘Het was totaal nie t onzedeli jk, er was geen enkele reden om het te weigeren.’ Vandaar, zegt Duchamp, dat hij is opgestapt uit he t bestuur van de Independents.
Groothandel in sanitair
Alleen: die brief duikt pas op in 1982. En dan is Duchamp al uitgegroeid tot een van de grote namen in de westerse kunst. ‘Hij is dan too big to fail’, zegt Paijmans. ‘De constructie dat Duchamp de schepper is van
Fountain wordt overeind gehouden.’ Aanvankelijk brengt niemand Duchamp in verband me t he t urinoir, ook hijzelf claimt het werk niet. Pas in 1935 wijst schrijver André Bréton Duchamp aan als de maker. De kunstenaar zwi jgt en wil die toeschri jving ontkennen noch bevestigen. Pas in de jaren zestig, als Duchamp zijn dood voelt naderen, lanceert hij verhalen die moe ten aantonen dat
Fountain zijn idee was omdat hij ‘de geschiedenis wilde ingaan als een van de founding fathers van de moderne kunst’.
Een van de verhalen is dat Duchamp het urinoir gekocht heeft bij J.L. Mott Iron Works, een groothandel in sanitaire voorzieningen op 118 Fifth Avenue in New York. ‘Mutt’ zou niet meer zi jn dan een ver wijzing naar ‘M ott’. H et is een verhaal dat dankzij het speurwerk van de Britse kunsthistoricus Glyn T hompson aantoonbaar onjuist is. Hij ontdekte een vergelijkbaar exemplaar als he t verloren gegane urinoir in een voormalig fabrieksgebouw van de M agic Chef Manufacturing Company in St. Louis. Deze pispot bleek gemaakt door Trenton Potteries Company uit New Jersey. Eerder was al bekend, uit de inventarislijst van J.L. Mott Iron Works, dat dit model pot ten helemaal niet werd verkocht door Mott. En Thompson deed nog een ontdekking: op he t adres dat Duchamp noemde, was in die ti jd helemaal geen winkel, maar alleen een showroom, waar het urinoir niet kon worden gekocht.
Armoede
Maar van wie was het urinoir dan wel? In 2002 schreef I rene Gammel een biografie over kunstenares Elsa von F reytagLoringhoven (18 741927), een vriendin van Duchamp, die zelfs enige tijd in hetzelfde pand woonde als Duchamp. H et was Elsa die de pot signeerde, in háár handschrift en me t haar woordgrapjes, zegt Gammel. ‘R . Mutt’ kan gelezen worden als he t Duitse ‘Urmutter’ of als ‘Armut’ – een verwijzing naar de armoede waarin Elsa zelf leefde of de armoedige Amerikaanse c ultuur, waartegen ze zich zo vaak verze tte.
Feit is ook dat Elsa in het voorjaar van 1917 in Philadelphia verbleef en bevriend was met Louise Norton, de naam die als afzender op he t label van Fountain stond. Gammel geef t toe dat haar be wijsmateriaal ‘indirect is’ en durft het urinoir nog niet volledig aan Elsa von F reytagLoringhoven toe te schri jven.
Volgens P aijmans is Gammel zo voorzichtig omdat zij, als hoogleraar literatuurwetenschap, zelf onderdeel is van he t establishment. P aijmans: ‘ Wat mi j verbi jstert in deze zaak, is het gebrek aan discussie. Hoe kan het dat iedereen dit wist en he t zo lang verzwegen heef t? W aarom wordt er geen symposium over Elsa’s werk georganiseerd?’ Paijmans is ervan overtuigd dat de kunstwereld de kwestie wel serieus onderzocht zou hebben als de discussie bijvoorbeeld zou gaan tussen Duchamp en M an Ray, of Duchamp en Bréton. ‘ M aar een onbekende vrouw was geen partij.’
Dat de kunst wereld Elsa nog steeds nie t erk ent als de schepper van Fountain, kan ook te maken hebben me t de financiële ge volgen. Er zijn miljoenen be taald voor de vele, door Duchamp geautoriseerde k opieën van he t urinoir . V olgens de laatste telling bestaan er ze ventien replica’s – één daarvan werd in 1999 voor 500.000 dollar aangek ocht om de opening van Tate Modern in Londen te vieren.
De sculptuur God
Het is niet voor het eerst in de geschiedenis van de kunst dat werk en van vrouwen aan mannen worden toegeschreven. H et overkwam kunstenaressen als Ar temisia G entileschi, J udith L eyster, Sofonisba Anguissola en Angelica Kaufmann ook. Bij gebrek aan onderzoek naar hun levens werden hun schilderi jen gemakshalve aan veel bekendere mannen toegeschreven. Stelselmatig zijn vrouwelijke genieën – kunstenaars, maar ook schri jvers en musici – op deze wijze uit de geschiedenis wegepoetst.
Ook Elsa von F reytagLoringhoven overkwam het meerdere malen. In haar biografie beschrijft Gammel hoe Elsa al in 1913 bezig was om gevonden objecten tot kunst te verheffen. ‘ Haar atelier lag vol met dingen die ze meesleepte van de straat: autobanden en allerhande buizen. Ze zag schoonheid in dingen die anderen weggooiden’, zegt Paijmans.
In 1917 maakte de barones van een stuk rioolpijp de sculptuur God, een zwanenhals die heel goed he t pendant van Fountain zou kunnen zijn.
God, dat zich bevindt in de collectie van het Philadelphia Museum of Art, werd lange ti jd toegeschre ven aan kunstenaar Morton Schamberg, omdat hij het werk ooit gefotografeerd had in zijn atelier. Intussen heeft het museum de naambordjes aangepast en wordt Elsa als coauteur genoemd. Maar, zegt Paijmans, ‘ iedereen die wel eens een foto of schilderji van Schamberg heef t gezien, wee t dat zijn werk in de verste ver te niet lijkt op God’.
Gaskraan
Elsa ster ft in 1923 in verdachte omstandigheden in P arijs, nadat ze in slaap is gevallen met de gaskraan open. Paijmans is van plan om binnenkort naar Parijs te gaan. ‘Op Elsa’s graf op PèreLachaise leg ik een nummer van See All This. Om te laten zien dat niet iedereen haar vergeten is.’