‘Die oude generatie doet alles al 100 jaar hetzelfde. Ik wil het anders doen’
Claessens (36) is pissed wanneer we hem ontmoeten op het terras aan kunstencentrum HAU, hartje Berlijn. ‘Gisteren had mijn vlucht vanuit Basel wéér drie uur vertraging. Fucking Easyjet.’ Claessens moest er nog een avond spelen in het stuk Kaspar Hauser. Maar als het van hem afhangt, was dat meteen de laatste keer. ‘In Basel is er geen publiek voor theater. Kaspar Hauser is een stuk van vier uur, met veel schmink en zware kostuums. Ik heb gewoon geen zin om dat te spelen voor een rijk, oud, heteroseksueel publiek van veertig man dat enkel Tsjechov wil zien. Ik heb de intendant van Schauspielhaus Basel gebeld om hem te zeggen dat hij zijn acteurs behandelt als shit. En dat ik niet meer terugkom om dit stuk te spelen.’
Bam. Bij een eerste indruk bevestigt Benny Claessens meteen zijn imago als enfant terrible. Zeker na zijn ontplofte passage bij NTGent en de vreemde vete met Els Dottermans – straks meer daarover. Maar in de twee dagen dat we in zijn kielzog meelopen in Berlijn, toont hij een heel ander gelaat. Dat van de zorgzame regisseur, bijvoorbeeld. Of de bon vivant bij wie kunst en vriendschap totaal versmolten zijn. Hij blijkt ook een grapjas die zichzelf heel goed kan relativeren, maar hij staat wel vol overgave op de barricaden voor meer queer kunst. In Duitsland is Claessens een fenomeen. In 2015, aan het einde van zijn tijd bij de Münchner Kammerspiele, omschreef de krant Süddeutschen Zeitung hem als ‘een poëtisch nijlpaard, zo gracieus als een fee, zo wendbaar als een derwisj’. Voor zijn rol in het stuk Am Köningsweg won Claessens twee weken geleden op het Theatertreffen de AlfredKerrprijs voor beste acteur. In zijn laudatio zei jurylid Fabien Hinrichs dat Claessens hem herinnert ‘aan het verloren idee dat één acteur een heel theater kan zijn’. En dat ‘men triest is als Benny de bühne verlaat, omdat het gerust nog veel langer had mogen duren.’ Claessens mag zelfs Elfriede Jelinek, de Oostenrijkse schrijfster die in 2004 de Nobelprijs Literatuur won, tot zijn fans rekenen. ‘Niemand speelt mijn theaterteksten beter dan Benny’, zo vindt ze.
Maandag 11/6, 12 uur: repetitiestudio HAU
In HAU repeteert Claessens volop aan zijn nieuwe stuk The last goodbye/vibrant matter, dat eind juni in première gaat. Nu ja, ‘volop’: de repetities bestaan vooral uit improvisaties en gestoei. Ze duren ook slechts twee uur, waarna er nog even lang wordt voortgediscussieerd op café, terwijl Claessens er een pak blauwe Gauloises doorjaagt en een Aperol Spritz of vijf.
In de repetitiezaal zweet hij zich wel te pletter, in zijn roze oversized Tshirt met Heat wave op. Claessens’ Berlijnse performers zijn aangespoeld uit de hele wereld: een visueel artieste uit NieuwZeeland, een Iraanse transgender/dragartiest, een Japanse danseres en Rob Fordeyn, een Belgische danser. Die laatste verwoordt het treffend: ‘Samen zijn we een groep outcasts. Als we in 1600 hadden geleefd, zouden we allemaal op de brandstapel zijn beland.’
Die bonte groepssamenstelling is meteen ook de inzet van het stuk, zegt Claessens. ‘The last goodbye gaat over afscheid nemen van het dominante blanke, mannelijke, heteroseksuele, humanistische gedachtegoed waar Europa voor staat. Op een respectvolle, en niet ironische of cynische manier wil ik zeggen: vaarwel.’ Nochtans horen we tijdens de repetities woorden als ‘sick Pina Bausch’ of ‘tired Anne Teresa’. En via lip sync doen ze Youtubeinterviews na met sterregisseurs als Ivo van Hove.
Claessens schopt te graag tegen schenen, ditmaal van iconen uit de kunst. Zelf ziet hij het als een vrolijke vadermoord. ‘Ik lach graag met iemand als Johan Simons, net omdat ik hem goed ken en respecteer (Claessens volgde Simons zowel naar München, NTGent als nu naar Bochum, red.). Bij Ivo bewonder ik hoe hij erin geslaagd is om bij Toneelgroep Amsterdam een mastodontenfabriek om zich heen te bouwen. Maar die oude generatie doet wel alles al honderd jaar hetzelfde. Zelf wil ik het anders doen.’
Daarom werkt Claessens in zijn eigen voorstellingen enkel met vrouwen en homo’s, groepen mensen die je te weinig ziet in de hoogste echelons van het kunstbedrijf. En daarom voert hij zo graag thema’s ten tonele die de bestaande normen uitdagen. De essentie van queerness, noemt hij dat. ‘Queer heeft niets te maken met fashion, binnenhuisdecoratie of roze boa’s. Queer gaat over nee zeggen, maar stelt tegelijk ook een meer inclusieve realiteit voor. Dat is dus een heel genereus gebaar.’
Met dit discours vindt Claessens best wel zijn weg naar de grotere Europese kunstencentra. ‘De huizen waar ik mag spelen, zijn inderdaad geen marginale kelders. Maar je moet altijd oppassen dat je niet geïnstitutionaliseerd wordt. Dat is vaak zo bij instituten met mannelijke artistiek leiders. Ik wil niet het versieringske zijn in hun normatieve programmering, of de kers op de taart. Ik wil de hele taart zijn.’ (lacht)
Volgens Claessens moet er nog veel gebeuren, maar broeit de verandering overal. ‘Dit is een heel queere generatie. Oude regisseurs als Luc Perceval, Guy Cassiers en Jan Fabre kennen dit niet. Zij worden nooit onderworpen aan een normatieve realiteit. Ik moet maar wakker worden of ik besef al dat ik een nietnormatief leven leid. Geweld ervaar ik op dagelijkse basis. In eerste instantie doet dat me kleiner voelen, omdat ik “die rare” ben. Maar het is ook een bron van creativiteit. Als ik geen kunst zou maken, overleef ik gewoon niet.’
Maandag 11/6, 19.30 uur: in zijn appartement
Claessens woont in de schaduw van het Joods Museum. Niet in een van die typische lange Berlijnse blokken met hoge plafonds, maar in een appartementsgebouw in een vrijstaande cité, ontworpen als utopische woonvorm. Even