De Standaard

‘De essentie van een midlifecri­sis is dat je de chaos opnieuw in je leven wilt’

Met Hendrik Willemyns in het midden van een donker woud

- CATHÉRINE DE KOCK, FOTO’S ALEXANDER MEEUS

‘De Standaard’ trekt er elke zaterdag van de zomervakan­tie op uit met een interessan­te mens. Die kiest zelf hoe hij zich het liefst verplaatst.

‘Shit, we zijn verdwaald.’ Hendrik Willemyns (46), samen met John Roan het hart en de ziel van muziekgroe­p Arsenal, stelt na twee uur wandelen en praten in het Zoniënwoud vast dat de nacht van het bos een donker schimmensp­el heeft gemaakt. De hoge bomen schermen de maan af, we zien amper nog het pad waarop we lopen. Moeten we links of toch weer rechts? Elke bocht en boom lijken plots hetzelfde. Maar verdwalen is relatief wanneer je een smartphone op zak hebt. ‘In China kun je dat nog echt, verdwalen’, zegt Willemyns – bijna enthousias­t. ‘Soms kun je tot hier de autosnelwe­g horen. Toen John en ik hier eens verdwaald zijn geraakt, gingen we gewoon af op het geraas van de auto’s. John deed zombies na, we roken en voelden het bos wel, maar we zagen geen hand voor de ogen meer. Zoals nu eigenlijk.’

Vanavond is de Brusselse Ring verrassend stil. De fotograaf probeert zijn gpsapp aan de praat te krijgen, maar helaas: geen 4G. ‘Dit lijkt wel het begin van een slechte horrorfilm’, merkt Willemyns droog jes op. ‘Ik heb onlangs met mijn dochter The Blair

witch project teruggezie­n – dat blijft toch een griezelige film. Die speelde echt in op de oerangst voor het bos. Liepen die slachtoffe­rs uiteindeli­jk niet allemaal in een cirkeltje? (lachje) Altijd rechtdoor en dan komen we er wel.’

Als het over Arsenal gaat, blijken de zijwegen en haltes van de band minstens even intrigeren­d. Dat de groep de festivalzo­mer induikt met een nieuwe plaat, In the rush of sha

king shoulders, is namelijk een klein wonder. Na Furu, de vorige plaat uit 2014, kwam de band van Hendrik Willemyns en John Roan in het vagevuur terecht. Willemyns had Arsenal dood verklaard, de twee zielsverwa­nten waren op elkaar uitgekeken.

Na een lange pauze trokken ze naar Nigeria, en de Afrikaanse ritmes die ze er vonden, reanimeerd­en de groep. Willemyns is opgelucht. Meer nog: hij heeft er ongeloofli­jk veel zin in, zo blijkt. Met zijn energie kun je makkelijk een paar windmolens vervangen.

Die energie waaiert soms alle kanten uit, ver voorbij muziek. Voor Can

vas maakte hij het gevierde literaire programma Paper trails. Momenteel legt hij de laatste hand aan Birdsong, zijn eerste langspeelf­ilm die zich afspeelt in Tokio en het verhaal vertelt van een meisje dat het wil maken als muzikant maar in de prostituti­e belandt. Eerder combineerd­e hij voor Dance! Dance! Dance! al film met live muziek, alweer met zijn compagnon de route John Roan.

Bloot en dood

Willemyns woont dan wel in Antwerpen, hij komt nog geregeld in het Zoniënwoud wandelen, meestal met zijn gezin. ‘Ik heb een emotionele band met het Zoniënwoud, zelfs mijn kinderen weten dat’, vertelt hij. ‘Als ik sterf, wil ik hier uitgestroo­id worden. Het liefst zou ik in mijn blootje in de grond geduwd worden. Ik denk dat het bos daar meer aan zou hebben dan aan mijn as.’

Het bos is voorgoed verbonden met zijn studentent­ijd aan het RITCs, waar hij montage volgde. ‘’s Avonds kwamen we met ons vriendengr­oepje vaak naar hier om te spelen en te drinken. Een van hen is later mijn vrouw geworden. We duwden elkaar van hellingen, rotzooiden wat, dronken iets. De meeste bossen zijn proper, meer park dan bos. Hier hangt nog een oervibe.’

‘Andere mensen steken een joint op, ik ga wandelen in het bos. Hoor je dat? Hier is overal leven rond je. Al dat leven vormt een tegengewic­ht voor donkere gedachten.’

Triggert het bos ook je verbeeldin­g?

‘Zeker. Ik ben hier ooit geweest met een vriendin, op lsd, lang geleden, maar we durfden het bos niet in. Het gekraak van takken, geluiden van dieren, geritsel van bomen: er waren gewoon te veel prikkels. Als je hier ’s nachts rondloopt, snap je plots waar al die eeuwenoude legendes vandaan komen over spoken en dwaallicht­en. Een bos heeft geen drugs nodig om je fantasie te prikkelen.’

‘Ik herinner me dat ik ’s nachts met John op een open plek in het bos belandde en we een luide “grrgrrr” hoorden – het geluid van een of ander gigantisch beest. Bleek het uiteindeli­jk een egeltje te zijn die door de bladeren kroop. (lacht) In het donker wordt alles groter in het bos.’

‘Ik kom hier eigenlijk veel te weinig. Er is ook geen alternatie­f voor het Zoniënwoud in Antwerpen – mijn vrouw mag zeggen wat ze wil over Peersbos.’ (lacht)

Voor elke plaat reis je naar het buitenland. Vind je het moeilijk om om te gaan met de prikkels die in Antwerpen op je af komen?

‘Ja, heel moeilijk. Net voor kerst ben ik gevallen met mijn fiets: bewusteloo­s, drie tanden kwijt, ribben en oogkas gebroken. Ik ben gevallen omdat ik me geweldig aan het haasten was. Ik had net een meeting gehad en moest mijn zoon van school halen. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: deze stad probeert me te vermoorden. Ik ben naar Tokio gevlucht: daar kon ik me wel focussen. Het was me allemaal te veel geworden: ik was een plaat voor Arsenal aan het afwerken, ik was ook nog aan een film bezig én aan een poëziebund­el. Het voorbije jaar was er een van te veel prikkels.’

Misschien doe je het jezelf ook een beetje aan.

(lacht) ‘Absoluut. Voor Birdsong doe ik alles behalve acteren: montage, regisseren, de muziek ... Ik sta gulzig in het leven. Dit is een gesprek dat ik met mijn vrouw al maanden voer: hoe lossen we dit op? Want het komt allemaal nu samen. De film komt uit in het najaar.’

Je stelt ook een poëziebund­el samen. Hoe staat het daarmee?

‘Daar ben ik al een paar jaar mee bezig. Het zijn gedichten van muzikanten en dichters over prostituti­e. Ze moeten in de huid van een prostituee kruipen en dan telkens een klant beschrijve­n. De muzikant als prostituee vond ik een interessan­te metafoor.’

Heb je je als muzikant ooit al een prostituee gevoeld?

‘Tuurlijk. Maar échte compromiss­en hebben we nooit moeten sluiten in naam van de commercie. Ik was net geen dertig toen Arsenal succes begon te krijgen. Op die leeftijd ben je beter gewapend tegen voorstelle­n waar je eigenlijk geen zin hebt. Ik ben al van mijn zeventiend­e met muziek bezig. Hadden ze mij toen gezegd dat ik naar bed zou moeten met de baas om een platencont­ract te krijgen, ik had het gedaan. Dat klinkt wel een beetje hoerig, maar ik had er alles voor over om muziek te maken.’

Je bent de dromer van Arsenal. Droom je ook van het buitenland?

‘Neen, echt niet. Ik hou van reizen en avonturen, maar niet van lang toeren. Toeren in het buitenland zie ik niet als een avontuur: het is zoals op school zitten – school is nooit mijn ding geweest.’

Hadden jullie de wereld al veroverd als jullie een andere groepsnaam hadden gekozen, zoals gastzanger Shawn Smith opperde in ‘Belpop’?

‘Nee, dat is onzin. Er zijn zoveel bands met onnozele namen die wel de wereld hebben ingepakt. Nirvana: hoe achterlijk klinkt dat? The Beatles: echt? (lacht) Het gaat niet over een naam. We zijn ook geen makkelijke band om te promoten in het buitenland: te eclectisch. Het is al een half mirakel dat Arsenal is aangeslage­n in België. Dat een nummer op de plaat live door iemand anders wordt gezongen en mensen dat toch normaal vinden: dat krijg je niet uitgelegd.’

‘Ondertusse­n zijn we ook oud. Als 46jarige in het buitenland gaan vechten voor een plekje: totaal geen zin in. Ik ben heel blij met Vlaanderen. Ah, hier is een splitsing. Die kant?’

Tweede huwelijk

Het bos leidt hem uiteindeli­jk ook terug naar het prille begin van Arsenal en de eerste avond waarop John en hij samen muziek maakten. ‘Ik had John uitgenodig­d om te zingen in mijn studio aan het Arsenaal, hier in Brussel. Het klikte heel goed, we aten iets, we lachten, hij zong een nummer in – tof, maar niet fantastisc­h. Ik stelde voor om even in het Zoniënwoud te gaan wandelen. Na onze wandeling kwamen we terug in de studio. Hij begon wat te prullen op mijn synthesize­rs, en wow, dat klonk geweldig. Die avond hebben we nog twee nummers gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat het bos daar voor iets tussenzat, omdat het je aanzet om de dingen los te laten. John zou het anders misschien niet gedurfd hebben.’

‘Het is ook een andere manier van praten, alleen al omdat je lichaam in beweging is. Je komt hier heel makkelijk tot de essentie van het leven.

Heb je ooit zo’n intense band met een man ervaren als met John?

‘Nee, mijn vrouw noemt mijn relatie met John mijn tweede huwelijk. We hebben seks zonder de seks. Onze band was misschien zelfs nog intenser dan met een vrouw.’

Kunnen jullie alles tegen elkaar zeggen?

‘Heel veel toch. John lijdt aan een milde vorm van geheugenve­rlies, waardoor ik alles zelfs twee keer kan zeggen.’ (lacht)

‘Het is een inzicht dat ik recentelij­k heb gekregen: John leeft op van compliment­en, kritiek remt hem. Vroeger dacht ik: my god, ga toch eens volwassen om met commentaar. Nu besef ik: als frontman wil je omhooggest­uwd worden door het publiek en de band, je bent niets met kritiek op het moment dat je op dat podium staat.’

‘Tiens, zijn dat vuurvliegj­es? Nu zijn er niet zoveel, maar als het donker wordt en ze nog feller gaan schijnen, lijkt het soms alsof er dieren met grote ogen in het struikgewa­s zitten.’ Midlifecri­sis

We stoppen even voor poëzie. Ik leg hem ‘The coat’ voor, een gedicht van W.B. Yeats (‘Lees jij maar even, ik ben mijn bril vergeten’), een van zijn favoriete dichters (‘Een man naar mijn hart, wat een gevoel voor dramatiek!’). Het gedicht eindigt met: “For there’s more enterprise/ In walking naked”. Je kwetsbaar tonen en het aandurven om opnieuw te beginnen: het is een idee dat ook Willemyns de voorbije jaren heeft toegepast, toen hij zichzelf en Arsenal in vraag stelde. Hoe kijk je nu op terug op die crisis in 2015? Wat was er precies gaande?

‘Ik zie nu dat het klopte, die grote twijfel toen. Het kon niet verder op dezelfde manier. John en ik waren een format geworden. Het was alsof we altijd hetzelfde standje deden. Leuk voor even, tot het vervelend wordt. Toen ik naar een uitweg zocht voor onze band, was ik ook aan het zoeken naar een uitweg uit mijn persoonlij­ke crisis – thuis zat mijn gezin ook vast.’ De gemiddelde man met een midlifecri­sis koopt een motor, jij werkt dan maar aan een poëziebund­el, een film

en een plaat.

(lacht) ‘Een leeftijdsg­enoot met wie ik het over midlifecri­sis had, zei me onlangs: jij hebt het als muzikant makkelijk, jij kunt daar iets creatiefs mee aanvangen. Complete onzin. Het is even moeilijk. De essentie van zo’n midlifecri­sis is dat de dingen uit balans zijn: de chaos vermindert en de structuur in je leven overheerst. En je wil die chaos terug. Die kun je vinden in een motor of in jonge grieten – die zijn zelf heel verward en richten ook onnoemelij­k veel chaos aan in je leven

(lacht). Het brengt je allemaal niet verder. Je moet kijken naar wat je wel hebt en dat spannend proberen te maken.’ Dacht je ook aan je eigen vergankeli­jkheid?

‘Ik vond vooral dat muziek aan het sterven was: de innovatied­rang is weg, er is te veel eenheidswo­rst. Ik weet niet wanneer we het idee begraven hebben dat een band zijn eigen sound moest hebben.’ Dat klinkt wel erg cynisch.

‘Dat is het ook. Toen ik zo diep zat, ben ik naar China getrokken, waar boy en girlbands heel populair zijn. Meisjes die zangeres willen worden, gaan naar karaokebar­s. Ze doen daar mee aan modellenwe­dstrijden, krijgen een nummer en een prijs. Daarna kunnen ze bij zakenlui privé gaan zingen. Daar kwam prostituti­e plots heel dicht bij de muziek. We denken dat dat doemscenar­io’s zijn die ver van ons bed staan en dat we in Europa superieur zijn, maar wie durft hier nog risico’s te nemen?’

‘Popmuziek heeft het moeilijk. Carrières worden korter, er zijn minder festivals, niemand wil nog platen kopen. Dat dwingt je als muzikant om na te denken over essentiële dingen. Wie zijn we? Waar staan we voor? Wat willen we vertellen?’ Wat is er intussen veranderd?

‘De dynamiek tussen John en mij is helemaal anders, er zijn een pak minder spanningen. Een plaat is niet meer de heilige graal voor onze band, het is niet meer onze kern.’

‘Het politiek correcte debat over cultural appropriat­ion kan mijn reet kussen. Een blondine met dreads? Ik vind het niet mooi, maar ik zie het probleem niet’

‘Muziek is een heel primaire kunstvorm: ouder worden is lastig voor het creatieve proces. Je hebt een zekere chaos in je leven nodig om popmuziek te maken. De oplossing voor John en mij was naar Nigeria gaan. Een land van antistruct­uur.’ Hoe ga je om met die obsessie van eeuwige jeugd in popmuziek? Kun je waardig ouder worden in dit vak?

‘Ja, ik kan nu dingen die ik vroeger niet kon, omdat ik meer middelen en meer ervaring heb. Ik ben ervan overtuigd dat ook jonge mensen muzikanten oud willen zien worden in de muziek. Maar ze willen geen oude mensen zien die krampachti­g de jongere uithangen. John en ik die pogoën en gitaren kapotslaan: dat zou debiel zijn. Maar ik kan op mijn 46ste wel iets vertellen over wat ik heb meegemaakt, op een manier die bovendien entertaine­nd is.’ Hoe weet je dat je als band nog relevant bent? Als er nog zestienjar­igen in het publiek staan?

‘Er wordt wel eens naar gekeken, ja. Natuurlijk is de gemiddelde leeftijd van ons publiek ouder dan zestien. Verjonging is vooral belangrijk voor ons management en het label.’ Hoe hou je cynisme op afstand?

‘Dat is moeilijk, ik ben nogal cynisch van nature. Maar als er één manier is, dan wel harder werken en harder nadenken. Voor deze plaat hebben we bijvoorbee­ld nog nooit zo hard nagedacht over de hoes en het artwork. Ik heb ook nog nooit zoveel van mezelf in een plaat gestoken, we werken amper met de computer. Het zijn allemaal manieren om ons scherp te houden en onverschil­ligheid te counteren.’

‘Over een paar dagen treden we op in Het Depot in Leuven en ik doe niet mee. Ik heb een standin geregeld die mijn werk overneemt, zodat ik in de zaal kan zitten en voor het eerst kan voelen wat het publiek voelt. Als ik de show wil perfection­eren, moet ik zelf zien wat werkt en wat niet. Qua controledw­ang is dat the next level, maar met als enige bedoeling iets te maken dat mensen nog dieper raakt. (fel) Dit gaat over het voortbesta­an van onze band. Als ik niet meer het gevoel heb dat we iets relevants te vertellen hebben, stop ik er liever mee.’

(denkt na) ‘Ik heb het gevoel dat dit mijn meest creatieve periode ooit is. Ofwel ben ik mijn verstand aan het verliezen, dat kan ook.’ (grijnst) Stilte

Dat het intussen nacht is geworden, merken we aan de stilte: geen vogel fluit nog. Stilte is Willemyns bijna even dierbaar als muziek. Hij heeft het over hoe muziek groepen verbindt, en hoe vreemd het is dat we dat allemaal zo normaal vinden. ‘Shawn Smith vertelde me ooit dat hij als new

born Christian met duizenden gelovigen samentroep­te in zo’n megakerk om samen te zingen en te bidden. Hij kwam in trance en voelde de aanwezighe­id van God. Daarna ging hij naar een optreden van Prince en voelde hij ook hetzelfde. Het was dus gewoon de muziek. Die dag is hij zijn geloof verloren en is hij muzikant geworden.’ Heb je al zo’n religieuze ervaring gehad?

‘Nee, en zeker nog nooit op het podium. Ik ben te veel geconcentr­eerd met techniek bezig om zo’n staat te bereiken. Voor John is dat anders: hij wordt als frontman meer meegezogen in de roes van het moment.’

‘Wat niet wegneemt dat je op een topavond voelt dat de hele zaal in sync is met wat er op het podium gebeurt. Dat is magisch.’ Jullie laten je heel vaak inspireren door muziek van andere culturen. Bezondigt Arsenal zich aan ‘cultural appropriat­ion’?

‘Bij cultural appropriat­ion denk ik meteen aan blonde vrouwen met dreadlocks. Als cultural appropriat­i

on ook gaat over muziek gebruiken uit andere culturen om er iets nieuws mee te maken, zijn we daar keihard schuldig aan. Maar we hebben nooit zomaar gepikt van andere culturen, het zijn altijd samenwerki­ngen met lokale muzikanten. Het is nooit eenrichtin­gsverkeer: je krijgt ook een band met elkaar. Neem nu onze reis naar Nigeria. We hebben de Nigeriaans­e muzikanten ten eerste correct betaald. Nadien hebben we hen gevraagd om ons voorprogra­mma te verzorgen in de AB en hebben we organisato­ren en labels uit de wereldmuzi­ek uitgenodig­d, in de hoop dat die gasten voor hun muziek een breder platform zouden krijgen.’

‘Eerlijk gezegd kan dat politiek correcte debat over cultural appro

priation mijn reet kussen. Een blondine met dreads? Ik vind het niet mooi, maar ik zie het probleem niet. Zeker in muziek is het onhoudbaar om in vakjes te denken. Als culturen zich vermengen en daar komt muziek uit, dan kan dat zo krachtig zijn. Kijk maar naar jazz.’ Een schreeuw

We horen een schreeuw. Een onbestemd dier, zeg ik. Een mens, meent Willemyns. Snel bang wordt hij niet. ‘Ik zou hier wel nooit ’s nachts alleen komen, alleen al om andere mensen geen schrik aan te jagen’, zegt hij grinnikend. ‘Ik ben hier ook eens geweest toen ik net een beige regenjas had gekocht – Eva en mijn dochter noemen het mijn “pedofrak”. Het regende en ik was daarom verscholen in mijn jas op mijn gsm aan het frullen, een beetje vooroverge­bogen. Op dat moment passeerde een vrouw met haar jonge dochter. Ik zie die bleek wegtrekken en haar dochter tegen haar aan trekken: oh nee, een potloodven­ter. Ik kon moeilijk uitschreeu­wen: “ik ben niet aan het masturbere­n, hoor”.’ (lacht) Word je rustig van de nacht?

‘Eigenlijk wel. Het tumult binnenin wordt dan minder. Toen ik jong was, was ik een nachtdier. Nu ben ik een ochtendmen­s. Ik ben het productief­st in de ochtend. De ochtend heeft zoveel belofte in zich.’ Vind je het makkelijk om je leven als muzikant te verzoenen met je gezin?

‘Eigenlijk wel. Mijn gezin heeft me geaard. De trein van Arsenal is vertrokken net toen mijn vrouw en ik ons eerste kind kregen. Die beperking en die verantwoor­delijkheid hebben ervoor gezorgd dat ik niet al te gek ging doen. Als ik geen kinderen had gehad, was ik bij het eerste succesje meteen gaan zweven en in de dope gevlogen. Ik heb het bij veel collega’s gezien: zodra ze doorbraken, kon de coke niet snel genoeg aangevoerd worden. Ik heb wel gefeest, maar ik wist dat ik me er niet in mocht verliezen. Die combinatie van verantwoor­delijkhede­n en het onverantwo­ordelijke dat popmuziek in zich moet hebben, heeft voor mij altijd heel goed gewerkt.’

We komen dichter bij de Brusselse Ring, zegt de gps, die intussen bereik heeft. ‘Moeten we niet naar rechts?,’ oppert de fotograaf. We schijnen bij met zijn flits. ‘Daar begint het pad weer, naar links dus’, zegt Willemyns. ‘We zijn er bijna.’ Het pad eindigt in een bad van kunstlicht, onder een brug van de E411. Graffiti, auto’s en beton: we hebben de stad weer gevonden.

Arsenal is deze zomer onder meer te zien op Werchter (6 juli), op Cactus Festival (14 juli) en op de Lokerse Feesten (8 augustus). Op 6 december staan ze in de Lotto Arena.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Willemyns: ‘Andere mensen steken een joint op, ik ga wandelen in het bos.’
Willemyns: ‘Andere mensen steken een joint op, ik ga wandelen in het bos.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium