De Standaard

Verbrande handen en duizend bakjes troost

-

uit ‘Le chagrin des Belges’.

De tijd blijft niet stilstaan, zelfs niet in Watou, het WestVlaams­e dorp dat elk jaar liefhebber­s van verstilde kunst en toegankeli­jke poëzie verwelkomt. De straten hebben een nieuw laagje asfalt gekregen, de Douviehoev­e kreeg, toen we er waren, nog extra plamuur.

En het Kunstenpar­cours Watou zelf? Dat brengt ook voor zijn 38ste editie beeldende kunst en gedichten tegen de achtergron­d van het WestVlaams­e platteland – een succesform­ule die vorig jaar 24.000 bezoekers lokte. Is er dan niets nieuws onder de zon? Toch wel. Voor het eerst waaiert Kunstenpar­cours Watou ook uit naar het centrum van Poperinge. In de Gasthuiska­pel brengt het samen met de stad een tentoonste­lling over Belgische verpleegst­ers tijdens de Eerste Wereldoorl­og.

Dit jaar brengt het parcours een hommage aan twee overleden Nederlands­e dichters: Menno Wigman en Gerrit Kouwenaar, die een eigen kamer met video’s, teksten en foto’s heeft. Een blauwe overigens, geen totaal witte kamer zoals in zijn gelijknami­ge gedicht.

Het thema van deze jaargang, over de troost en het verlangen, kan je zo breed uitsmeren dat alle dichters in de Lage Landen (en dat zijn er hoop) hun leven lang elke dag boter op hun boterhamme­n hebben. In de praktijk zoekt Watou vooral de donkerste hoeken van verlangen en troost op en maakt het festival je pijnlijk bewust van de condition humaine. De mens zit ongemakkel­ijk geprangd tussen zijn eigen behoeften en de ander.

Die ander kan de hemel maar ook de hel betekenen. Dat blijkt ook uit de groep afgehakte, verbrande handen van de Algerijnse kunstenaar Adel Abdessemed: gruwelijk mooi zijn ze. De werken gemaakt van houtskool verwijzen naar de straffen die de Congolezen onderginge­n onder het koloniale bewind van Leopold II.

Als in een horrorfilm

Op de zolder van het Festivalhu­is treffen we nachtmerri­eachtige taferelen aan. De jonge Belgische kunstenare­s Hanne Van Rompaey maakt net als Rinus Van de Velde houtskoolt­ekeningen op groot formaat. Een tekening van een typisch, tijdloos Vlaams straatbeel­d met rijhuizen en geparkeerd­e wagens van Van Rompaey wordt nog beklemmend­er in combinatie met de bevreemden­de menselijke figuren van Anton Cotteleer. Een troosteloo­s beeld van een vrouw met een pruik die een schoothond­je streelt, lijkt weggelopen uit een horrorfilm. Een paar meter verder schreeuwen agressieve letters in een bloedrode lightbox van Sam Durant ‘Everyone deserves a dream!’.

Van Stefan Hertmans krijgen we een onverwacht­s cadeau: een ongepublic­eerd gedicht uit zijn nieuwe bundel die later dit jaar verschijnt. ‘O hoe je liep,/ en onze kussen onbereikba­ar diep/ en donker als de jaren’, dicht Hertmans in de slotregels.

Beeld en woord vormen samen een installati­e die geen vertroosti­ng biedt, maar ons met de neus drukt op de banaliteit en vluchtighe­id van ons bestaan. Even verontrust­end is het toekomstbe­eld van Maarten Vanden Eynde. Hij toont het graf van de laatste mens: een cyborg, waarvan je je kunt afvragen hoe menselijk hij nog is.

Maar het állerdonks­terst gaat Watou in de kamer in de Rode hoed die de Brugse Geertje Vangenecht­en mocht inrichten. Vangenecht­en schilderde op de muren, tegels en het meubilair zinnen en beelden die wanhoop en gruwel oproepen. We zien gehangenen, opengesper­de vagina’s, een kind stervend op zijn moeders schoot, dode vogels en voodooacht­ige poppen van naakte vrouwen. Een onthutsend totaalkuns­twerk dat doet denken aan art brut.

 ??  ?? Adel Abdessemed,
Adel Abdessemed,

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium