België is niet hét kmo-land van Europa
Het zwaartepunt van de Belgische economie ligt bij de (kleine) kmo’s. ‘Maar te weinig van hen groeien door tot middelgrote of grote bedrijven.’
België is een kmoland, waar de economie en de werkgelegenheid steunen op een grote groep van kleine bedrijven. Dat geloof heerst al jaren in de (politieke) opinievorming en blijkt ook gegrond, op basis van de meest recente data van Eurostat. Maar het Europese bureau voor statistiek toont ook aan dat België lang niet het enige land is met een grote kmoeconomie.
Wat zeggen de cijfers? In totaal telt de Europese Unie zo’n 23,5 miljoen ondernemingen, waarvan liefst 98,7 procent gecatalogeerd staat als ‘kleine kmo’, met minder dan vijftig werknemers. Voor België stijgt dat aandeel zelfs naar 99,2 procent. Europees bekeken telt amper 0,2 procent van alle bedrijven meer dan 250 werknemers. De Belgische economie heeft slechts 0,1 procent ‘grote bedrijven’. Dat geringe aantal ‘grote’ bedrijven is bij de 28 EUlanden wel goed voor een derde van de totale werkgelegenheid in de privésector en zelfs voor 44 procent van de toegevoegde waarde. De Belgische percentages liggen iets lager (zie grafiek).
Omgekeerd liggen de Belgische cijfers voor de kleine kmo’s hoger dan het Europese gemiddelde. Zowel voor werkgelegenheid als voor toegevoegde waarde zijn de kmo’s in ons land belangrijker dan in de meeste andere Europese landen het geval is. De kmo’s zijn goed voor 54,3 procent van alle Belgische jobs, tegen 51 procent gemiddeld in de EU. Ook wat toegevoegde waarde betreft, doen de kmo’s het goed, met een aandeel van 43,6 procent, tegenover gemiddeld 38 procent in Europa.
Veel faillissementen
Toch toont de Europese vergelijking aan dat de kmo’s in een pak andere EUlanden nog bepalender zijn voor de economie dan hier. Zo is in Italië, Portugal en Spanje meer dan 60 procent van alle banen te vinden in de kleine kmo’s. En in Malta, Estland, Letland en Italië zijn ze goed voor de helft van de totale economische toegevoegde waarde.
België mag dan al een echt kmoland zijn, het spant zeker niet de kroon in Europa. Moeten we dat erg vinden? Leo Sleuwaegen, professor aan de KU Leuven en expert in ondernemerschap, relativeert. ‘Dit zegt iets over de structuur van een economie. Maar veel belangrijker dan de verhouding tussen kleine en grote bedrijven is het aantal starters en doorgroeiers, want die twee indicatoren geven aan hoe dynamisch en vernieuwend een economie is.’
Het aantal startende ondernemingen zit de jongste jaren opnieuw goed, zegt Sleuwaegen, ‘maar we kennen ook een groot aantal faillissementen en we sco ren niet goed als het gaat om het aantal groeibedrijven. Te weinig jonge, kleinere bedrijven groeien door tot middelgrote, laat staan grote bedrijven.’
Daar zijn meerdere redenen voor, vindt Sleuwaegen. ‘Het is een oud zeer in de Belgische economie. Dat heeft deels te maken met een cultuur van risicoaversie, maar ook de beperkte thuismarkt speelt in ons nadeel. Het verbaast me trouwens niet dat het aandeel van de kleine kmo’s in ZuidEuropese landen als Italië of Spanje nog groter is dan bij ons. Dat is te wijten aan het grote economische belang van kmosectoren als land en tuinbouw, horeca en toerisme.’
‘België heeft een cultuur van risicoaversie. Ook de beperkte thuismarkt speelt in ons nadeel’
LEO SLEUWAEGEN Professor KU Leuven