Jon Klassen, de illustrator die konijnen molt
De donkere prentenboeken van Jon Klassen zijn losjes geïnspireerd op de financiële crisis of #MeToo. Niet dat lezertjes dat meteen merken. Voor hen is de Canadees vooral de man die aan het einde het konijn vermoordt.
Zes geitjes worden zonder veel problemen opgeslokt in dat ene sprookje, een volledige grootmoeder én dat dekselse Roodkapje in het andere. Maar Jon Klassen (36) die een beer een konijn laat verorberen in zijn debuut Ik wil mijn hoed terug? Ho maar, daar wordt jaren later nog over geschreven. De Canadese illustrator legt over zijn verhalen geen suikerlaagjes van heldhaftige jagers die deernen of dieren in nood redden. Laat hij dan toch eens een ja ger opdraven, dan schiet die mis. Het enige suikerlaagje dat je van Klassen mag verwachten, is dat hij de gruweldaden niet te kent, maar overlaat aan de fantasie. Het mag niet baten. Hij staat vandaag bekend als de tekenaar die toelaat dat dieren elkaar omleggen in prentenboeken.
‘Ik weet het’, lacht Klassen. ‘Zeker in de Verenigde Staten. Terwijl het nooit mijn bedoeling was om te choqueren. Je wilt echt niet iemand worden die provoceert om te provoceren, zeker niet als je voor kinderen werkt. Ik had dat einde dus niet vooraf in gedachten. Het was gewoon waar het boek naartoe leidde. Er zit geen moreel oordeel in over hoe het gesteld is met de mensheid of zo.’
Je zou Klassen er nochtans van kunnen verdenken dat hij zijn eigen meningen en gedachten subtiel in zijn boeken probeert te smokkelen. In de nieuwe prentenboeken trilogie Driehoek, Vierkant en Cirkel, die hij samen met auteur Mac Barnett maakt, zou je bijvoorbeeld net zo goed verwijzingen naar sisyfusarbeid als naar foute vriendschappen kunnen lezen.
‘We krijgen inderdaad soms de opmerking dat de personages Driehoek en Vierkant in het eerste boek alleen maar gemeen zijn tegen elkaar. Mensen vragen zich af waarom dat in een prentenboek gebeurt’, zegt Klassen. ‘Mac en ik vinden het boek toch eerder een omschrijving van vriendschap. Als je ’s ochtends opstaat en meteen een reden zoekt om iemand te kunnen zien, dan is dat toch iets heel innemends? Zelfs al ga je dan naar iemands huis om er een streek uit te halen, zoals Driehoek doet. Het is de manier waarop sommige mannen zeggen dat ze iemand leuk vinden. Daarom is het vandaag ook zo’n puinhoop.’
Stereotiepe slechteriken
Brachten Klassen en Barnett dan zonet een eerste prentenboek over #MeToo op de markt? Klassen: ‘Dat zou het kunnen zijn. Oorspronkelijk waren Driehoek, Vierkant en Cirkel personages van een videospel dat ik in gedachten had. Ze maakten deel uit van grotere gemeenschappen van driehoeken, vierkanten en cirkels die je elk eigenschappen kon geven, zonder echt te weten of je hen zo voor of nadelen gaf. Daarna zou je het spel starten en pas enkele dagen later zien wie er uiteindelijk won.’
Klassen lacht. ‘Steel dat idee nu niet, ik weet dat het goed klinkt. Ik wilde vooral niemand visueel voortrekken, ook nu in de boeken niet. Driehoek ziet er bijvoorbeeld niet gemener uit dan Vierkant. De personages staren je neutraal aan tot je over hen leest en begint te begrijpen hoe ze in elkaar zitten.’ Hij houdt namelijk niet zo van karakterontwerp, zegt Klassen. ‘Slechteriken hebben meestal zakken onder hun ogen, zijn om de een of andere reden vaak nogal dun en hebben vaak grote, puntige schouders. Waar halen we dat? Het zijn een pak vreemde stereotypes die we beter kwijt zouden geraken.’
Daarom brengt Klassen de slechteriken of zijn eigen demonen liever omfloerst in beeld. ‘Tijdens het maken van een boek wil ik er niet per se instoppen wat ik vind van deze wereld. Dat zou me te veel afleiden. Maar je wil het boek uiteindelijk toch alleen maar publiceren als het ook een groter punt maakt’, vindt Klassen. ‘Anders is het de moeite niet waard.’ Dus ontdekt hij naar eigen zeggen soms zelf pas jaren later in een boek wat hem tijdens een bepaalde periode in zijn leven bezighield. ‘Toen ik mijn eerste boek maakte, dacht ik duidelijk vaag aan de financiële crisis. Zoveel mensen hadden voor onze ogen geld gestolen. Je voelde je zo hulpeloos dat je niets anders wilde dan de hele situatie opeten en doen verdwijnen.’
Zichzelf leerde de illustrator toch het best kennen bij het herlezen van We hebben een hoed, het derde boek van zijn trilogie. Daarin kijken twee schildpadden naar
de zonsondergang. Vraagt de ene aan de andere: ‘Waar denk je aan?’ Aan de zonsondergang dus. ‘Ik herinner me dat ik mijn broer in gedachten had toen ik die prent maakte’, vertelt Klassen. ‘Hij is zo helder van geest, kan zo compleet in het moment leven. Daar ben ik jaloers op. Ik heb altijd zo willen zijn, maar ik ben de persoon die altijd denkt aan tienduizend dingen waaraan hij beter niet zou denken.’
Angst als benzine
Het bepaalde mee de illustratiecarrière van Klassen. De Canadees is allesbehalve het typevoorbeeld van de romantische tekenaar die overal en altijd zijn schetsboek bovenhaalt. ‘Zonder opdracht teken ik niet. Nooit’, bevestigt hij nog eens. ‘Weet je, illustreren kan snel iets heel egoïstisch worden’, vindt Klassen. ‘Je helpt er niet meteen iemand mee, je maakt de wereld rondom jou niet per se beter. Ja, mensen kunnen van je werk genieten, maar je legt geen straten aan, werkt niet in een ziekenhuis. Als je dan maar wat werk zit te maken waarvan achteraf blijkt dat niemand er zit op te wachten, voel je je heel nutteloos. Mij is het daarom nooit gelukt om iets te maken zonder dat iemand ernaar vroeg. Zelfs als iemand naar me toe zou komen met de boodschap dat ik mag maken wat ik wil en dat ik daar sowieso voor betaald word, zou ik daar niet in slagen. Ik heb grenzen nodig.’
Klassen werkte zes jaar lang in animatiestudio’s. Hij tekende er onder andere mee aan animatieprenten zoals Coraline,
Shrek en Kung Fu Panda 2. Tot een uitgever hem belde met de vraag om een kinderboek te illustreren. ‘Het was alsof ik in een langetermijnrelatie zat en plots iemand ontmoette met wie ik eigenlijk moest samenzijn’, herinnert Klassen zich. ‘Alles wat ik moest vermijden in de animatiewereld kon ik plots kwijt in een prentenboek. In animatiefilms moet je al les tonen. Ze moeten entertainend zijn op groot scherm en er liefst nog duur uitzien ook. Wat ik nu maak, wil niemand in de bioscoop zien.’
Samen met zijn nieuwe liefde stak ook een oud gevoel de kop op tussen de duizenden gedachten van Klassen: angst. Een boekencontract van drie jaar durfde hij daarom bijvoorbeeld niet af te sluiten. Zijn eerste contract werd er uiteindelijk een van 2,5 jaar. ‘Dat is zo stom, toch?’, blikt Klassen nu terug, ‘maar op een vreemde manier brengen dat soort kleine verschillen rust. Want de angst is overal, nog steeds. Ik denk dat ik nu zelfs bang zou zijn om hem te verliezen. (lacht) On dertussen heb ik meer vertrouwen en dus minder reden om bang te zijn, maar daardoor voelt
het soms ook aan alsof er minder benzine in de tank zit. Je voelt dat er iets is waarvan je niet wilt dat het je helemaal overneemt, maar dat je wel kunt gebruiken in je werk.’
Genre belachelijk maken
Klassen liet in zijn debuut het konijn misschien wel meer sterven om zijn eigen angsten aan te pakken dan om een punt te maken over de financiële crisis. ‘Mijn eerste boeken maken het genre van prentenboeken eigenlijk belachelijk. Ze zijn bijna te sarcastisch. Daar voel ik me best een beetje slecht over, maar ik was gewoon zo bang om aan een prentenboek te beginnen’, legt de illustrator uit.
‘Ik begrijp mensen die onder een pseudoniem schrijven daarom ook beter en beter. Zij gebruiken het als een manier om zichzelf af te scheuren van hun werk. Daardoor hebben ze ook iemand anders om de schuld te geven wanneer het fout gaat. Ik denk niet dat ik ooit voor een pseudoniem zou kiezen, maar het is wel handig om een personage te hebben dat voor jou spreekt.’
Moeten we dan ook die eeuwige pet op Klassens kruin lezen als een manier om zich wat af te schermen van de werkelijkheid? Die zet hij namelijk al sinds zijn elfde op zodra hij wakker wordt. Waarom, dat weet hij eigenlijk ook niet. ‘Tot ik die pet ’s ochtends opzet, voel ik me gespannen. Heel
vreemd.’ Klassen grijnst. ‘Op een dag zal ik ontdekken dat ik een diep psychologisch trauma heb.’
‘Je wilt echt niet iemand worden die provoceert om te provoceren, zeker niet als je voor kinderen werkt’ ‘Zelfs als iemand naar me toe zou komen met de boodschap dat ik mag maken wat ik wil en dat ik daar sowieso voor betaald word, zou ik daar niet in slagen’