Boeren zonder genondedju
Waarom kreeg Wladislaw St. Reymont de Nobelprijs? ‘Voor zijn grootse nationale epos De boeren.’ En wat was de reactie?
‘Het is vreselijk! De Nobelprijs, geld, wereldwijde faam, en een man die zich niet kan uitkleden zonder erg moe te worden. Dat is de ironie van het leven’, schreef winnaar Reymont (18671925) in 1924. De auteur was te ziek (hartproblemen) om de prijs in Stockholm in ontvangst te nemen; hij revalideerde in Nice. Hij genoot net geen jaar van de bekroning – in 1925 overleed hij; hij was 58. Een groot effect had de prijs blijkbaar niet. De wereld werd niet meteen overspoeld met vertalingen van zijn boeken.
Reymont was de tweede Pool die de literatuurprijs kreeg, na Henryk Sienkiewicz (van Quo vadis) in 1905, maar de eerste sinds het land na de Eerste Wereldoorlog weer op de kaart gezet was. De Polen zelf zagen in de jaren 20 Stefan Zeromski, ‘het literaire geweten van Polen’, als hun favoriet voor de Nobelprijs, maar die zou zijn kans verkeken hebben door zijn antiDuits standpunt. De Zweedse Academie was naar verluidt germanofiel. Wat te lezen?
Dat ligt voor de hand. De jury verwijst expliciet en alleen naar De boeren, een naturalistisch episch vierluik van 1904’09. Het is een evocatie van een jaar in het landelijke Polen, een omgeving die de auteur kende van zijn jeugd in een patriottische katholieke familie in het door de Russen bezette landsdeel. Een samenleving met kleurrijke tradities en dito personages die op verdwijnen stond.
De Nederlandse vertaling van M. L. Auerbach en A. E. Boutelje, kort na de toekenning van de Nobelprijs uitgegeven bij Scheltens & Giltay in Amsterdam, is prachtig verpakt. De Nederlandse ontwerper André Vlaanderen koos voor een aantrekkelijke artdecostijl.
Wat vinden we ervan?
Mwah. Het vierluik heeft voor de lezer van vandaag eerst en vooral zijn vlakke titel niet mee. De ondertitels Herfst, Winter, Lente en Zomer vertolken de verbondenheid van mens en natuur. Dat is een beproefde artistieke formule die Karl Ove Knausgård onlangs nog voor een vierluik gebruikte. Ook de Schotse schrijfster Ali Smith is aan zo’n tetralogie bezig – ze is al twee seizoenen ver.
Reymonts vier boekdelen ademen de sfeer van Het angelus en de Arenleessters van Millet, maar doen soms ook denken aan een ruwe Vlaamse boerenfilm zonder het mateloze gevloek en gerollebol in het hooi.
De familie Boryna staat centraal. We maken hun leven mee zoals het is. Van de dood van een koe (de ‘roodbonte’!) tot de verboden liefde van een zoon voor zijn stiefmoeder. Tot de pluspunten voor de lectuur reken ik de niet al te lange zinnen, de redelijke vaart van het verhaal en de levendige dialogen. Een minpunt is de overdaad aan beletseltekens en gedachtestrepen.
Een van de hoofdingrediënten gaat in het Nederlands onherroepelijk verloren: het Poolse boerendialect is onvertaalbaar, geeft vertaler Auerbach in zijn voorwoord impliciet toe. Is een herdruk het papier waard?
Ik vrees van niet. Misschien maakt De rebellie meer kans. Dat is een soort Animal farm avant la lettre. Reymont was Orwell voor.
Waarschijnlijk is de gemakkelijkste manier om nog kennis te maken met het werk van Reymont de film. Andrzej Wajda verfilmde Het land van belofte, de ‘industriële roman’ over de opstart van een textielfabriek. Voor de quizzers
Lipce, het dorp bij Lodz waar Reymonts boeren wonen, bestaat echt en heeft zijn naam uitgebreid tot Lipce Reymontowskie.
De bekroning van Reymont zou het einde van de Nobelkansen van ‘onze’ Stijn Streuvels betekend hebben. ‘Hij is tijdens zijn beste en meest kansrijke jaren op een paar ernstige concurrenten in zijn genre gestoten, tot een Pool hem in 1924 de prijs afsnoepte’, schreef Marcel Janssens in 1982. Waarop de professor zich baseert, is een raadsel. Volgens het Nobelprijsarchief werd Streuvels niet voor 1937 genomineerd.