HET VOORDEEL VAN DE DUIDELIJKHEID
Het is nooit een goed idee om een netelige kwestie met ondeugdelijke argumenten te willen ontmijnen. Met een beetje hypocrisie kwam je vroeger in het maatschappelijke verkeer vaak een heel eind, maar dat geldt vandaag niet meer. Zeker niet als er politiekidentitaire symboliek in het geding is. Dan gaan de decibels omhoog, verdwijnt elk gevoel voor maat en komen halfzachte oplossingen als een boemerang terug.
In het zwembadreglement inschrijven dat lichaamsbedekkende zwemkledij, beter bekend als de boerkini, verboden is om redenen van veiligheid en hygiëne, houdt maar stand tot een team vastbesloten mensenrechtenadvocaten er zich mee bemoeit. Dan gaat zo’n reglement bij de eerste juridische toetsing natuurlijk de prullenmand in. Ook al heeft maar een heel enkele bader ooit zo’n kledingstuk van dichtbij gezien.
Gemeentebesturen die, zoals die in Gent en Merelbeke, spanningen of zelfs geweld in hun zwembaden willen voorkomen door kledijvoorschriften op te leggen, zijn misschien te goeder trouw, maar ze moeten wel met betere argumenten komen. Dat is wat de Antwerpse schepen Fons Duchateau (NVA) doet. Hij erkent dat hygiëne er niets mee te maken heeft. Voor hem en zijn partij gaat het over niets minder dan onderdrukking van vrouwen en kan daaraan nooit worden toegegeven.
Dat heeft het voordeel van de duidelijkheid. Als er kernwaarden van onze samenleving in het geding zijn, moet er juridische klaarheid worden gebracht. Maar aan die aanpak zijn twee kanten. De rechter kan ultiem oordelen dat de boerkini geen kledingstuk is, maar een religieus symbool dat onze samenleving ernstig bedreigt, omdat het ingaat tegen de gelijkheid van man en vrouw. Maar zij of hij kan ook vinden dat het helemaal niet zo’n vaart loopt, dat godsdienstvrijheid primeert en dat een algemeen verbod dus te ver gaat.
In afwachting van definitieve uitspraken daarover is het wel passend om in woord en daad de rechtsstaat te respecteren. Vooraf al aankondigen dat maar één uitkomst aanvaardbaar is en dat alleen ‘wereldvreemde’ rechters een boerkiniverbod kunnen afwijzen, is niet consequent. Zwaaien met ‘normen en waarden’ schept ook verplichtingen.
Even goed mogen mensenrechtenorganisaties zich eens beraden over hun polariserende aanpak. Het winnen van rechtszaken tegen slordige gemeentebesturen voelt misschien goed en dapper aan, maar het is slechts het kleinere werk. Mensen, groepen en culturen dichter bij elkaar brengen, met begrip en respect voor ieders gevoeligheden, is nog iets anders.
Winnen tegen slordige gemeentebesturen is slechts het kleinere werk