Van oorlogskind tot held
De vorige gouden lichting werd geleid door de patriot Zvonomir Boban. Nu heeft Kroatië Luka Modric, die iets goed heeft te maken bij het volk.
Het was een schokkende confrontatie die het Joegoslavische voetbal voorgoed veranderde. Dinamo Zagreb versus Rode Ster Belgrado, 13 mei 1990. Een week eerder stemden Kroatische burgers voor onafhankelijkheid, vlak erna brak de burgeroorlog uit. De derby was een voorbode van die oorlog, met 1.500 ultranationalisten uit Servië die onder leiding van militieleider Arkan het stadion afbraken en vochten met proonafhankelijkheidsfans uit Zagreb.
In het tumult liet ook een speler zich gelden: Zvonomir Boban. Later bekend om zijn spel bij AC Milan, die dag doordat hij een agent van een Dinamofan af trapte. Zijn flyingkick, zei Boban achteraf, diende de vrijheid van het kleine land waarmee hij en mannen als Robert Prosinecki en Davor Suker acht jaar later derde werden op het WK, de beste prestatie van Kroatië ooit. Tot nu.
Twintig jaar na die stunt staat Kroatië in de finale. Niet aan de hand van een patriot, maar aan die van Luka Modric, de leider van het team dat via de gewonnen strafschoppenreeks tegen Rusland en de zege tegen Engeland een einde maakte aan twintig bleke jaren waarin Kroatië nooit meer de groepsfase van het WK overleefde.
Modric, de smeerolie tussen beukers en technici, miste in de verlengingen tegen Denemarken een strafschop, maar nam net als in de serie tegen de Denen ook tegen Rusland zijn verantwoordelijkheid. ‘We deden het ook voor hem’, zei Ivan Rakitic. ‘Hij heeft ons zo vaak gered.’
Jeugd in oorlogstijd
De prestatie van Kroatië is knap, in verhouding tot de andere halvefinalisten. Met 4,3 miljoen inwoners vijftien keer minder dan Frankrijk, twaalf keer minder dan Engeland en nog niet de helft van de elf miljoen Belgen. En toch één wedstrijd verwijderd van de wereldtitel. Voetbal, waar een klein land al niet groot in kan zijn
En stel je voor dat Joegoslavië nog één was. De helden van 1998 – Boban, Prosinecki en Suker – wonnen in 1987 met Joegoslavië nog het WK onder de 20 jaar. Was een land zonder etnische fricties nu een grootmacht geweest met Modric als het Joegoslavische evenbeeld van Johan Cruijff?
Het zijn prikkelende gedachten, maar meer fantasie dan realiteit. Juist de internationals van nu weten niet beter dan dat Kroatië zijn eigen team heeft. Het is de eerste generatie die volledig bestaat uit spelers die als kind te jong waren om te juichen voor het Joegoslavische elftal.
Doelman Danijel Subasic, met 33 jaar de oudste, was vijf jaar toen Boban een agent neertrapte. Modric vier. Te jong om de omwentelingen in het Joegoslavische voetbal bewust te ervaren. Oud genoeg om op te groeien met het leed van de oorlog.
Toen Kroatië op 17 oktober 1990 zijn eerste officieuze interland speelde, woonde Modric in het Velebitgebergte bij zijn grootouders, die op hem pasten als zijn ouders werkten. Totdat proServische rebellen het dorp veroverden. Zijn opa, soldaat in het Kroatische leger, werd vermoord.
De familie Modric vluchtte in 1991 naar Zadar. Daar zouden ze zeven jaar wonen in een hotel, al was schuilen een beter woord. De grond trilde er van de bommen. Buiten sloegen mortieren kraters in de weg. En toch vond Modric de ruimte voor zijn dribbels. Rookpluimen in de verte, voor hem de bal, als het ware zijn gids door een getroebleerd Kroatië.
Real Madrid
Zijn balvaardigheid sprong in het oog, maar de eerste club die hem op de radar kreeg, Hajduk Split, vond hem te iel. Nog steeds is Modric allesbehalve een krachtpatser, maar de middenvelder van Real Madrid speelt zo vernuftig dat spierballen bijzaak zijn. Toch zag ook Dinamo Zagreb niet meteen zijn potentieel. Tot twee keer toe werd hij verhuurd voordat de bestuurders wisten dat ze met hem goud in handen hadden.
Later zou blijken dat dit letterlijk zo was. Toen werd ook duidelijk dat Modric de twee gezichten van het Kroatische voetbal symboliseerde. Hij is aan de ene kant het sieraad dat zijn weg omhoog vond tussen de puinhopen na de oorlog, de spil van een ploeg voor wie Joegoslavië nooit als voetballand heeft bestaan.
Anderzijds is het via hem maar een kleine stap naar Zdravko Mamic, de dubieuze voetbalmakelaar die als baas bij Dinamo Zagreb miljoenen euro’s aan transfergeld verduisterde. Onder zijn bewind werd de competitie een vrijplaats voor louche deals. Fans gingen het stadion mijden omdat spelers vaak omgekocht bleken te zijn.
Mamic gaf Modric een flat en een auto, maar sprak net als bij andere spelers af dat hij zeker twintig procent van diens toekomstige inkomsten zou ontvangen. Later moest de speler de helft van de 21 miljoen euro die Tottenham Hotspur voor hem betaalde, aan Mamic afstaan.
Verdacht van meineed
Toen Mamic zich voor zijn praktijken moest verantwoorden bij de rechter, legde Modric als getuige twee verschillende verklaringen af. Eerst ten nadele, daarna uit het niets ten gunste van Mamic. Kroatië was woest op Modric. De gevel van het hotel waar hij in de oorlog sliep, werd met haatteksten beklad. Mamic werd alsnog tot 6,5 jaar cel veroordeeld. Modric wordt nu verdacht van meineed: vijf jaar celstraf dreigt.
Met zijn flyingkick werd Boban een held voor het leven onder Kroaten. Bij datzelfde volk heeft Modric nu vooral iets goed te maken.
Stel je voor dat Joegoslavië nog één was. Was een land zonder etnische fricties nu een grootmacht?
In Zadar trilde de grond van de bommen en sloegen mortieren kraters in de weg. En toch vond Modric de ruimte voor zijn dribbels