Groen, groen gras, rood, rood bloed
‘On this grim cratered ridge they gave their all.’ Een gedicht van John Oxenham prijkt aan de ingang van de Newfoundlandse herdenkingssite nabij het NoordFranse dorp BeaumontHamel. Wanneer je de site weer verlaat, kun je niets anders dan denken: ‘And why? And why?’
Op 1 juli 1916 begon de beruchte Slag aan de Somme, die in totaal meer dan een miljoen levens kostte. ‘Die eerste dag werd bijna een volledige generatie jonge Newfoundlandse mannen neergemaaid.’ Het moet een jaar of acht geleden zijn. De Wederhelft en ik hadden besloten NoordFrankrijk af te schuimen op zoek naar overblijfselen van de Eerste Wereldoorlog. Twee afzonderlijke reisgid
sen tipten ons de Newfoundlandse herdenkingssite. ‘Welcome. Would you like a tour?’
Voor ons stond een jonge studente met stijl bruin haar. Ik herinner me haar als Caitlin. Ze kwam van het Canadese eiland Newfoundland en gaf bij wijze van vakantiejob rondleidingen aan toeristen. Ze nam ons mee naar de loopgraven, die er nog bij liggen zoals meer dan honderd jaar geleden. Nu zijn ze met gras begroeid. Het lijkt te barsten van een levenslust en vrolijkheid die geen pas geeft bij het leed dat eronder begraven ligt. ‘Zie je hoe de gangen zigzaggen? Zo bleef je makkelijker buiten schot wanneer de vijand de loopgraaf binnendrong.’
1 juli 1916 is een datum die elke inwoner van Newfoundland kent, beweerde Caitlin. De dag bleek een aaneen schakeling van strategische flaters, misverstanden en bloedvergieten. Het Newfoundlandse regiment (deel van het Britse leger in die tijd) hoorde tot de derde ‘golf’ van soldaten die die fatale ochtend uit de loopgraven werd gejaagd. Er ging een gekleurde pijl de lucht in. ‘Aha!’, dachten ze achter de linies. ‘Alles loopt goed op het slagveld, maar ze hebben versterking nodig.’ En dus joegen ze het Newfoundlandse regiment uit de beschutting. Helaas ging het om een Duitse pijl, met een andere betekenis. Toen ze dat doorhadden, was het al veel te laat.
Tussen het groen staat een treurig, dood appelboompje. Ze noemen het ‘the
danger tree’. Het staat op het gevaarlijkste punt tussen loopgraven en niemandsland. Elke Newfoundlander moest er voorbij, het silhouet perfect afgetekend tegen de horizon. De Duitse machinegeweren hadden makkelijk werk. ‘De meeste soldaten waren twintigers’, vertelt Caitlin. ‘Maar er zijn die dag ook jongens van veertien en vijftien gedood.’
Niet meer dan 68 overblijvers reageerden toen de namen tijdens het appel werden afgeroepen. 324 doden en vermisten, 386 gewonden. ‘Een hele generatie jonge mannen: wég. Kun je je voorstellen wat dat teweeg heeft gebracht op ons eiland? In de hoofdstad St. John’s woonde in elke straat minstens één familie die die dag iemand verloor. Een zoon, een broer, een vader, een echtgenoot, een liefje …’ Ook haar eigen familie, jazeker. Daarom was het voor haar zo belangrijk om hier te kunnen zijn, zoveel jaren later.
Daar sta je dan, op een veel te warme zomerdag, tussen het sappige groen van NoordFrankrijk. Je vraagt je af hoe hard het gras is gaan groeien nadien, gevoed door al dat bloed van al die jonge mannen.
Niet meer dan 68 overblijvers reageerden toen de namen tijdens het appel werden afgeroepen. 324 doden en vermisten, 386 gewonden