De olifant in de kerk
Bij pedofilieschandalen reageert de kerk met zerotolerantie en bekommernis om slachtoffers. Dat is goed en belangrijk, maar ook symptoombestrijding. De olifant in de kamer wordt niet benoemd: het fundamentele onvermogen van de kerk om positief met seksualiteit om te gaan. Ze beschouwt seksualiteit op zich niet als een intrinsiek goed. Volgens haar leer is seksualiteit alleen goed binnen het huwelijk én in een directe band met voortplanting. Los daarvan is er alleen onthouding. Wordt die niet in acht genomen, dan spreekt de leer van ‘onkuisheid’ of ‘ongeordende handelingen’. Het duidelijkst komt dat tot uiting in het kerkelijke verbod van voorbehoedsmiddelen, ook voor gehuwden. De encycliek Humanae Vitae (1968) was een belangrijk gemist keerpunt, beslist door een paus tegen de meerderheid van een adviserende commissie in.
De Bijbel spreekt nochtans positief over seksualiteit. Zo geeft het Hooglied, een tweespraak in dichtvorm tussen geliefden, vaak met uitgesproken erotische toonzetting, een open en positieve duiding aan seksualiteit. In de evangelies is er weinig sprake van seksualiteit. Een expliciete passage vinden we terug in een brief van Paulus aan de Korintiërs. Daar antwoordt die op de vraag of het niet beter is in seksuele onthouding te leven: ‘Een man moet zijn vrouw geven wat haar toekomt, evenals een vrouw haar man. Weiger elkaar de gemeenschap niet’.
In de loop van de geschiedenis heeft de kerk een zeer negatieve houding tegenover seksualiteit ontwikkeld. Dit vormde een vruchtbare bodem voor wat nu bovenkomt. Bij de clerus leidt de ontkenning van seksualiteit en affectiviteit als menselijke basisbehoefte tot een massieve ophoping van onbevredigde verlangens. Dat zoekt een uitweg, soms in duistere hoeken. Het leidt ook tot een verwrongen referentiekader. Kindermisbruik of een moeder van vier kinderen die de pil neemt, het valt voor de kerk onder dezelfde noemer van ‘onkuisheid’. Aan wie ongehuwd samenwoont, moet de communie geweigerd worden, aan wie schuldig is aan kindermisbruik niet. Het leidt tot een cultuur van schijnheiligheid. Overigens vreemd dat een groep celibataire mannen heeft gemeend anderen gedrag te mogen voorschrijven op een terrein waar zij per definitie niet weten waarover ze spreken.
De kerk zal nooit kunnen zeggen dat ze de slachtoffers van seksueel misbruik ernstig neemt als ze haar fundamentele uitgangspunt rond seksualiteit niet durft bij te sturen. Ze moet seksualiteit aanvaarden als een intrinsiek goed. Dat leidt vanzelf tot de nodige verandering in houding tegenover voorbehoedsmiddelen, homoseksualiteit en celibaat. Een andere omgang met seksualiteit zal de kerk gezonder en leefbaarder maken. Zo kan ze ook haar meerwaarde voor mens en samenleving beter realiseren.