Chicken George
‘Vandaag zie je me niet’, zegt Jenny, 69 jaar, bewoonster van Luna, afdeling jongdementie. ‘Ik ga schoenen kopen.’
‘Is het waar?’, vraagt Kas, teamcoach van de afdeling. Hij draagt een donkergroene trui en zwarte broek. Vroeger speelde hij gitaar in een bandje en gaf hij muziekles, onder anderen aan gevangenen.
‘Schoenen voor 15 euro,’ zegt Jenny, ‘ik ben precies, alles moet bij elkaar passen.’
Even later gaat ze de stad in.
Een verdieping hoger, waar mensen met een verstandelijke beperking wonen, spreken we over kippen. Teamcoach Patricia wil kippen aanschaffen, maar buiten Zuiderlicht woont een vos met twee jonkies, daarom zullen de kippen niet in de groentetuin kunnen wonen. ‘Je kunt kippen tam maken,’ vertelt Patricia, ‘ze zien kleur, je kunt ze met laserlichtjes achter je aan laten lopen.’
Patricia maakt een neus van klei; bewoner Engin knijpt graag in neuzen, aangezien hij niet graag zijn nagels knipt, kan dat pijnlijk zijn. Nu kan hij in een neus van klei knijpen als de verlangens hem overmannen.
Patricia zegt: ‘Vraag eens aan Kas of hij over Chicken George vertelt.’
Kas gaat met mij op het terras zitten. ‘Dit speelt zich af in Engeland,’ zegt Kas, ‘toen de zorg anders was. Mijn vader had psychologie gestudeerd, maar hij kon geen werk vinden en werd daarom verpleegkundige. Hij deed nachtdienst, zijn collega’s wilden hem testen, dacht hij. Ze zeiden: “De nachten zijn rustig, maar er is één man, Chicken George, als die wakker
wordt, moet je hem naar de kelder brengen en daar trek je zijn kleren uit.” Midden in de nacht werd een man wakker, hij ging rechtop in bed zitten en maakte kipachtige bewegingen. Mijn vader volgde met tegenzin de instructies van zijn collega’s op. Toen de man tot rust was gekomen, bracht mijn vader hem weer naar boven. De volgende ochtend werd de man kakelend wakker. Weer werd de man naakt in de kelder gezet. Tegenwoordig zouden we het lichaam van mensen niet meer koud maken, maar kou werkt rustgevend. Chicken George was als kind door zijn ouders vaak in het kippenhok gestopt. Vroeger deden ze ook bloemsuiker op doorligwonden, nu beseffen ze dat dat helpt. Veel behandelingen van vroeger komen gewijzigd weer terug.’
Eind van de week geef ik een workshop schrijven, Kas zegt: ‘Vraag Etienne, praten gaat niet, typen lukt wel.’
Ik praat met Etienne. Hij kijkt dwars door me heen en ik denk aan doorligwonden en bloemsuiker. (Wordt vervolgd)
‘Vroeger deden ze bloemsuiker op doorligwonden, nu beseffen ze dat dat helpt. Veel behandelingen van vroeger komen gewijzigd weer terug’