Uitroeien, die verkavelingskunst!
Z evenblad. Heermoes. Zilverschoon. Haagwinde. Ze hebben edele namen, maar het zijn kleine klootzakjes. Waar ze verschijnen in Vlaamse voortuinen, moeten ze eraan geloven. En het is niet omdat er toevallig ook kunst in die tuin staat, dat de Vlaming plots milder gaat denken over onkruid.
Het Laatste Nieuws signaleerde het in juli al: veel bezoekers van ‘Coming world remember me’ in het provinciedomein Palingbeek in Zillebeke ergerden zich blauw aan het onkruid tussen de beeldjes. Het werk van Koen Vanmechelen is een hommage aan de 600.000 slachtoffers die tijdens de Eerste Wereldoorlog op Belgische bodem zijn gevallen. Elk beeldje in klei staat voor een slachtoffer.
Vlamingen die klagen over onkruid zijn even onuitroeibaar als het onkruid zelf, want ook Het Journaal op Eén kon deze week meteen verschillende exemplaren vinden. ‘Indrukwekkend, maar jammer van dat onkruid’, zei ene Hugo. Je zag zo zijn handen jeuken: helemaal schoffelklaar waren ze.
Wieden is sowieso geen optie op het fragiele terracottatapijt van de honderdduizenden beelden. Er ligt wel biologisch afbreekbare worteldoek onder de beeldjes, maar van bij het begin was het de bedoeling dat de natuur het kunstwerk zou overwoekeren.
Hoe indrukwekkend is het dat er tussen dood en verdriet toch altijd weer leven komt piepen? ‘Coming world remember me’ is landschapskunst, geen nette verkavelingskunst. Anders had Vanmechelen wel buxushagen geplant.
Onkruid vergaat niet, kunst helaas wel. Vanaf 11 november verdwijnt het werk. De beeldjes, waar duizenden vrijwilligers de voorbije vier jaar aan gewerkt hebben, zullen terugkeren naar hun makers. En dat blijven we, net als Vanmechelen zelf, toch een beetje sneu vinden, niet het minst voor de poëzie van het project. Van ons mocht de natuur winnen.
Onkruid vergaat niet, kunst helaas wel