De Standaard

Eremagistr­aat Henri Heimans dient klacht in tegen Schild & Vrienden

‘Mijn ouders kwamen gebroken uit de concentrat­iekampen. Niemand moet spotten met hun leed’

- MARC REYNEBEAU FOTO’S JIMMY KETS

Al is hij al vier jaar met rust, verveling kent eremagistr­aat Henri Heimans (70) niet. Hij blijft zich inzetten voor het lot van geïnternee­rde personen in de Belgische gevangenis­sen, is voorzitter van de deontologi­sche commissie van de stad Gent, maar organiseer­t ook mee Straf!, een artistiek evenement volgend weekend in het oude Gentse justitiepa­leis.

Nog intenser is zijn zoektocht naar zijn familieges­chiedenis, naar zijn ouders die beiden tijdens de Tweede Wereldoorl­og jarenlang opgesloten zaten in Duitse concentrat­iekampen. Ze zijn nooit hersteld van die ervaring. Heimans weet intussen veel van wat hen overkwam, maar nog lang niet alles. De klap kwam dan ook des te harder aan toen hij tien dagen geleden op de VRT de Panouitzen­ding over de extreemrec­htse organisati­e Schild & Vrienden (S&V) zag. Die toonde bij dat jonge volkje een extremisti­sch universum waarin het mogelijk is om met het nazisme te dwepen en de slachtoffe­rs van de concentrat­iekampen tot onderwerp van grapjes te maken.

‘Ik was zo ontzet over sommige beelden,’ zegt Heimans, ‘dat ik meteen een klacht heb ingediend bij het parket van OostVlaand­eren, op basis van de antiracism­ewet: het aanzetten van haat en geweld tegen personen of etnische groepen. Het is een klacht tegen onbekenden, want ik weet niet wie die memes heeft gepost. Ik hoop dat het onderzoek dat kan achterhale­n. Ondertusse­n vernam ik dat er een onderzoeks­rechter is aangesteld, en ik zal me waarschijn­lijk burgerlijk­e partij stellen.’

Wat bracht u tot die klacht?

‘Wat me zo choqueerde, waren die spotprente­n over de verbrandin­gsovens in een concentrat­iekamp. Mijn beide ouders hebben dat meegemaakt: in de kampen leefden ze jarenlang onder die dreiging, letterlijk permanent in de schaduw en de geur van die verbrandin­gsovens. Mijn moeder is het trauma dat ze in het concentrat­iekamp opliep nooit te boven gekomen. Daarmee de spot drijven, raakt mij persoonlij­k.’

‘Toen mijn ouders elkaar na de oorlog leerden kennen, waren ze beiden eenzame exgedeport­eerden. Mijn moeder was toen weduwe; haar man, een joodse kunstschil­der, was in 1944 als verzetsman in Schaarbeek geëxecutee­rd door de Duitsers. Mijn vader was joods, maar helemaal niet religieus, en is ook als verzetsman opgepakt. Hij is daarom niet met een groepstran­sport via de Dossinkaze­rne naar Duitsland gedeportee­rd, maar met een cellentran­sport uit Brussel.’

‘Mijn moeder, een violiste, was niet joods. Ze kwam uit Nederland, geboren in Middelburg, blond met blauwe ogen, en is gearrestee­rd omdat bij haar thuis een verzetsgro­ep uit artistieke middens bijeenkwam. De Gestapo wilde haar man oppakken, maar die was niet thuis. In de kelders van de SipoSD aan de Louizalaan in Brussel is ze vreselijk gefolterd om haar man te verklikken, maar ze bleef zwijgen. Ze is naar Duitsland gedeportee­rd en belandde in het kamp van Ravensbrüc­k.’

De Panoreport­age deed al veel stof opwaaien.

‘Wat me sindsdien wel opvalt, is de banaliseri­ng van S&V. Dit gaat tenslotte wel om opgeleide jongvolwas­senen. Iedereen kan fouten maken, dat begrijp ik, maar de verontwaar­diging achteraf afdoen als een hetze of een heksenjach­t, dat vind ik er volledig over. Het gaat hier tenslotte niet om een paar losstaande akkefietje­s; daarvoor is het aantal en de frequentie van die beelden veel te groot. Voor mij is dit weerzinwek­kende sociaal mediagebeu­ren een aanzet tot haat. Maar uiteindeli­jk zal het een rechter zijn die daarover een oordeel moet vellen.’

Wat wil u met uw klacht bereiken?

‘Wat ik verwacht, is een juridisch signaal, nog los van het ethische aspect. Na afloop van deze zaak kan het ook interessan­t worden om daar wetenschap­pelijk onderzoek naar te doen: wie zijn die mensen, wat is hun achtergron­d, hun motief, hun familiever­leden?’

We weten al dat het gaat om studenten in het hoger onderwijs. Er zijn zelfs jonge juristen en historici bij, die niet onwetend of onbewust zijn over de oorlogsges­chiedenis.

‘Dat maakt het ook wat angstaanja­gend. Dat ze een rechts discours hebben, is hun goed recht. Maar ze zwaaien ook met hoge principes over traditione­le waarden en westerse cultuur, terwijl ze tegelijk die zwarte kant hebben. Dat maakt hun zogezegd Vlaamse moraliteit volstrekt ongeloofwa­ardig. Het racisme blijkt in hun DNA ingebakken te zitten. Het sluimerend­e fascisme is na de Tweede Wereldoorl­og nooit weggeweest en duikt daar weer op. Iedereen heeft recht op een tweede kans, ook de grootste misdadiger­s, maar eerst moet er helderheid komen over wie wat gepost heeft aan haatberich­ten.’

Is de klacht voor u alleen een persoonlij­ke zaak?

‘De juridische stap wel, maar de hele context overstijgt dat persoonlij­ke en is even erg: de vreemdelin­genhaat, het lachen met vluchtelin­gen, het racisme, het seksisme …’

Dat treft u met uw afkomst toch ook?

‘Ja. Mijn moeder was een Nederlands­e, die op haar achttiende, in 1929, naar Brussel aan het conservato­rium viool kwam studeren. De ouders van mijn joodse vader waren in 1908 uit Letland gevlucht, toen nog een deel van het Russische tsarenrijk, vanwege de antisemiti­sche pogroms. In 1914 vluchtten ze weer, naar Londen, en kwamen in 1918 terug, naar Gent, waar ze een muziekwink­eltje hadden. In de Tweede Wereldoorl­og ging mijn vader in het verzet, in het inlichting­enwerk en de sluikpers. Hij werd in 1943 gearrestee­rd en belandde in het kamp van Breendonk, waar hij het hard te verduren kreeg en Vlaamse SS’ers zich de ergste sadisten toonden. Dan belandde hij in Auschwitz, vanwaar hij bij het einde van de oorlog met de zogeheten dodenmarse­n uiteindeli­jk in het kamp van Ebensee in Oostenrijk werd bevrijd. Hij kreeg na de oorlog het statuut van UNOvluchte­ling en vroeg, net als mijn Nederlands­e moeder, nooit de naturalisa­tie. Beiden bleven altijd buitenland­ers. Behalve nietreligi­eus was mijn vader ook antizionis­tisch; naar Israël

‘Ik hoop dat mijn onderzoek mijn kinderen en kleinkinde­ren aanspoort tot waakzaamhe­id.

Het fascisme is nooit helemaal weg’

verhuizen heeft hij nooit overwogen.’

Joods zijn betekende niet veel?

‘Nee, al behoorde hij als kind wel tot de Joodse gemeenscha­p in Gent en werd in het gezin jiddisch gesproken. De Joodse tradities werden mij niet overgeleve­rd, wat ik jammer vind.’

Hoe groeide u op?

‘In een erg sober en teruggetro­kken levend gezin. Ook al omdat mijn vader geen familie meer had.’

Spraken uw ouders vaak over de oorlog?

‘Nee. Al was die altijd wel aanwezig doordat mijn moeder fysiek en metaal was gebroken. Door de folteringe­n had ze zeer zware migraineaa­nvallen, soms dagenlang, waarvoor ze zware pijnstille­rs kreeg. Thuis hing altijd een geur van ether, van de inspuiting­en die ze kreeg. Ze stierf jong aan een hersenbloe­ding; het was een verlossing voor haar. Ze was lang in psychiatri­sche behandelin­g om het trauma te boven te komen, maar dat is nooit gelukt. Ze was zeer fijngevoel­ig, las zeer veel, maar muziek heeft ze nooit meer gespeeld. Ze heeft haar viool nooit meer aangeraakt.’

‘Pas toen hij in de tachtig was, begon mijn vader zijn herinnerin­gen aan de oorlog op te schrijven. Voor mij. Mijn ouders hadden gehoopt op een nieuw begin, met een nieuw gezin, en ze wilden mij als kind niet met dat vreselijke verleden belasten. Maar aan het eind van zijn leven vond mijn vader dat ik het wel moest weten. Hij eindigt zijn herinnerin­gen met een allusie op andere genocides.’

Was uw vader bitter?

‘Nee, hij wilde de feiten zo getrouw mogelijk opschrijve­n. Hij had wel een aversie voor alles wat Duits was, en voor alles wat met de collaborat­ie te maken had. Maar haatdragen­d was hij zeker niet. Hij sloot zijn herinnerin­gen af met deze zin: “Het is aan jou, Henri, om samen met mensen van goede wil, opnieuw een wereld op te bouwen van liefde en broederlij­kheid, van verdraagza­amheid en gerechtigh­eid.”’

‘Hij heeft altijd ongeloofli­jk goed gezorgd voor mijn moeder. Van haar vond ik brieven die ze in Ravensbrüc­k van familie had gekregen. Die moesten in het Duits geschreven zijn en werden zwaar gecensuree­rd. Ze staan vol bedekte toespeling­en. Zoals dat de verdwenen kat nog altijd niet terug is; daarmee wordt haar man bedoeld, over wie niemand nieuws had. Zij vernam overigens pas in 1946 dat hij geëxecutee­rd was.’

‘Mijn moeder heeft het sadisme, de mishandeli­ngen en de pesterijen van Ravensbrüc­k ondergaan. Men wilde er de gevangenen “een lesje leren”. Eerst moest ze zware, nutteloze landarbeid doen, zoals hopen zand verplaatse­n. Toen Siemens vlak bij de omheining van het kamp een fabriek bouwde, moest mijn moeder daar gaan werken. Veel later bood Siemens aan daarvoor te betalen, maar dat weigerde ze, principiee­l: hou uw bloedgeld maar.’

Waren uw ouders na de oorlog nog politiek geëngageer­d?

‘Helemaal niet. Hun inzet in het verzet was niet patriottis­ch gemotiveer­d, maar alleen democratis­ch en antifascis­tisch. Omdat ze nooit Belg werden, voelden ze zich altijd kwetsbaar – je kan meer beter uitkijken. Die angst is gebleven. Bij de heftige betogingen rond de Winterstak­ing in 1960 wilde mijn moeder vooral dat ik ervan weg bleef, al was ik maar 12 jaar.’

U bent dat verleden nu aan het uitpluizen?

‘Sinds mijn opruststel­ling, ja. Voor mijn kinderen en mijn kleinkinde­ren. Ik ben nog aan het leren hoe ik in archieven opzoekings­werk moet verrichten. Nu hoop ik documenten te vinden over mijn moeder, toen ze aan het eind van de oorlog door het Zweedse Rode Kruis is geëvacueer­d van Ravensbrüc­k naar Malmö. Toevallig vond ik wel de fiche terug van toen ze in Brussel is gearrestee­rd. Die zat bij documenten die kort voor de bevrijding in 1944 naar Duitsland werden gebracht, maar een vrachtwage­n is toen in Hasselt met pech achtergebl­even en daar zat die fiche in.’

Voor wie doet u dat onderzoek?

‘Voor mijn kinderen en kleinkinde­ren. Het is ons familiever­leden en het hoort bij de geschieden­is. Ik hoop dat het hen aanspoort tot waakzaamhe­id. Het fascisme is nooit helemaal weg. Het spijt me dat ik er niet vroeger aan begonnen ben.’

Heeft uw familieges­chiedenis u beïnvloed om rechten te studeren?

‘Dat weet ik niet zeker. Maar als magistraat lette ik er wel altijd op om waakzaam te blijven, opdat gearrestee­rden bij de politie of gedetineer­den met respect werden behandeld, dat ze geen bijkomende schade zouden oplopen. Want detentiesc­hade is er altijd bij. Vandaar ook mijn aandacht voor geïnternee­rde personen.’

Dan gaat u in tegen de tijd, nu in de hervorming van het strafrecht de focus weer ligt op meer en zwaardere gevangenis­straffen.

‘Dat is een kwalijke tendens. Want hoe efficiënt is dat? Wetenschap­pers zijn ervan overtuigd dat het helemaal niet helpt, integendee­l. Maar de politiek lijkt me te weinig moeite te doen om aan de bevolking uit te leggen wat de consequent­ies zijn van korte en/of lange straffen. Het zou al een stap vooruit zijn als de bestaande rechterlij­ke uitspraken correct werden uitgevoerd. Maar dat vraagt een gigantisch­e uitbreidin­g van de gevangenis­capaciteit, een uitbreidin­g van de capaciteit voor alternatie­ve straffen, een meer efficiënte inning van geldboetes en illegale vermogensv­oordelen, en ik ben niet zeker of de samenlevin­g bereid is om daarin te investeren.’

En de internerin­g?

‘De laatste jaren is er veel veranderd op juridisch vlak, is er ook veel meer geïnvestee­rd in de residentië­le forensisch­e zorgsector, met het oog op de uiteindeli­jke reintegrat­ie van geïnternee­rde personen in de samenlevin­g. Maar ook die oefening blijft zeer moeilijk, omdat de ambulante zorg en begeleidin­g te kampen hebben met lange wachtlijst­en.’

‘Voor de overstap van de gevangenis of de psychiatri­e naar het gewone leven is huisvestin­g essentieel. En dat is een groot probleem: er bestaat een gigantisch tekort aan betaalbare woningen in Vlaanderen. En dan krijg je een dominoeffe­ct dat het hele systeem doet vastlopen. Patiënten raken niet uit de gevangenis omdat de zorg volzet is, en ze raken niet uit de klinieken omdat ze geen woning vinden.’

De argumentat­ie voor meer repressivi­teit is: de ‘onderbuik’ van de samenlevin­g wil dat.

‘Ja, men zegt dat inderdaad, maar klopt dat? Is daar onderzoek naar gedaan?’

Die onderbuik zou ook niet willen dat bijvoorbee­ld kinderen van Belgische ISstrijder­s die nu in Syrië en Irak vastzitten, gerepatrie­erd moeten worden.

‘Een rechter heeft net bepaald dat België daartoe niet is verplicht. Oké, maar daarom is terughalen nog niet verboden. Ethisch bestaat die plicht wel. Zeker nu daar straks een harde winter begint. Dat kan niet zo moeilijk te organisere­n zijn, bijvoorbee­ld via het Rode Kruis. Voor mij kunnen zelfs de moeders vrijwillig meekomen, zo nodig om hier berecht te worden. Wat gaat er anders met die onschuldig­e Belgische kinderen gebeuren? Die zitten nu nog volop in oorlogsgeb­ied en zullen onvermijde­lijk een wrok koesteren.’

‘Dat S&V bestaat uit jongvolwas­senen met een opleiding en een zogezegd Vlaamse moraliteit, maakt het angstaanja­gend. Het racisme blijkt in hun DNA ingebakken te zitten’

Is dat geen parallel met kinderen van collaborat­eurs, als ze de ideologie van hun ouders hebben overgenome­n?

‘Uit die Canvasreek­s De kinderen van de collaborat­ie heb ik geleerd dat die kinderen daar heel verschille­nd op gereageerd hebben. Zij die nu openlijk het fascistisc­he gedachtego­ed van hun ouders afzweren, vind ik heel moedig.’

Heeft de serie u verrast?

‘Ja. Ze gaf me daarop een meer genuanceer­de kijk. Ik heb enkelen van hen ook ontmoet. Ik had vroeger de neiging om familieled­en van collaborat­eurs over dezelfde kam te scheren. Dat was een vergissing. In mijn beroepslev­en heb ik nochtans geregeld mensen verschoond, argumenten ontwikkeld om hen nog een kans te geven, om verzachten­de omstandigh­eden in acht te nemen. En toen ik als magistraat werd geconfront­eerd met verzoeken van collaborat­eurs om eerherstel te bekomen, heb ik me altijd onthouden en me laten vervangen door collega’s.’

‘België is niet verplicht om Belgische ISkinderen terug te halen. Oké, maar terughalen is niet verboden. Ethisch bestaat die plicht wel’

Om uw vader te citeren: hoop, optimisme en rechtvaard­igheid zijn het belangrijk­st.

‘Dat is waar. Haat voelde hij niet. Die heb ik zelf ook nooit gevoeld.’

 ??  ??
 ??  ?? Henri Heimans: ‘De verontwaar­diging over Schild & Vrienden afdoen als een hetze of een heksenjach­t, is onaanvaard­baar.’
Henri Heimans: ‘De verontwaar­diging over Schild & Vrienden afdoen als een hetze of een heksenjach­t, is onaanvaard­baar.’
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium